De klungelige en louter door toeval geslaagde aanslag op aartshertog Frans Ferdinand in de zomer van 1914 was de aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog. Geen enkele Europese regeringsleider wilde een grootschalige oorlog. Het mobiliseren van legers ter afschrikking scheen een effectief middel om dit te voorkomen. Een fatale inschattingsfout zo bleek. Als gevolg van een onvoorziene kettingreactie tuimelden de Europese grootmachten de Eerste Wereldoorlog in. De geestdrift van de nationalistische massa’s leek er niet minder om.
Het oorlogsenthousiasme van 1914 is nog altijd een omstreden onderwerp. Lange tijd overheerste de voorstelling dat vrijwel geheel Europa zich in een vlaag van collectieve verstandsverbijstering juichend in de oorlog had gestort. Bij de academische correctie van dit mystificerende beeld was vervolgens sprake van overcompensatie: het oorlogsenthousiasme werd gereduceerd tot een mythe of onbeduidend randverschijnsel.
In Oorlogsenthousiasme. Europa 1900-1918 toont historicus Ewoud Kieft aan dat de historische werkelijkheid aanzienlijk complexer was. In de zomer van 1914 stroomden de hoofdstedelijke straten en pleinen vol met mensen die nieuwsgierig waren, die de spanning met anderen wilden delen en hun nationale verbondenheid wilden tonen. Vaderlandsliefde is echter nog geen oorlogszucht.
Het was een culturele elite van avant-gardistische kunstenaars en literatoren die verrukt de oorlog begroetten. Zij ervoeren deze als een verlossing uit een persoonlijke, existentiële crisis waarvoor de weinig heroïsche en zielloze burgermaatschappij verantwoordelijk werd gehouden. Dezelfde cultuurkritiek op de moderne samenleving bepaalde het oorlogsenthousiasme van duizenden vooraanstaande wetenschappers en intellectuelen. ‘Deze oorlog is groot en wonderschoon’, schreef Max Weber opgetogen. De futuristische voorman en oorlogsapostel Filippo Marinetti was niet minder lyrisch.
Al deze groepen verheerlijkten de oorlog als een transcendente omwenteling die een nationale wederopstanding moest bewerkstelligen om de modernisering van zijn ongewenste neveneffecten te zuiveren. Deze spirituele zingeving van een ideologieloze oorlog sloot aan bij de behoeften van de massa. Het bood troost en hoop. In de maanden die volgden op de catastrofale zomer van 1914 transformeerde het oorlogsenthousiasme van een marginaal verschijnsel in een massafenomeen.
Alternatieve levenswijzen
Kieft traceert de vroegste kiemen van oorlogsenthousiasme omstreeks 1900 ‘in de meest progressieve, vrijgevochten milieus van Europa, bij mannen en vrouwen die zochten naar alternatieve levenswijzen, met meer aandacht voor de natuur, geestelijke ontplooiing, seksuele vrijheid en sociale rechtvaardigheid.’ Als vertrekpunt voor zijn wervelende verhaal kiest hij de alternatieve commune Mont Verità (Berg der Waarheid) bij het Zwitserse vissersdorpje Ascona. Deze leefgemeenschap trok niet alleen mystiek ingestelde veganisten, natuuraanbidders, spiritisten en theosofen, maar eveneens kunstenaars, schrijvers en allerlei revolutionairen. Naar verluidt zou zelfs de bolsjewistische leider Lenin zich hier aan een reidansje hebben gewaagd.
Talrijke bezoekers, zoals Herman Hesse, zochten naar spirituele zelfverwerkelijking in een onttoverde wereld. Er waren destijds legio geestelijk ontheemden. Nieuwe experimentele kunstvormen, Oosterse religies, occulte sekten en politiek radicalisme boden dikwijls een tijdelijke uitweg. De filosoof Henri Bergson voorzag evenzeer in een brede behoefte. Hij bestreed het dogmatische rationalisme en pleitte voor een grotere rol van intuïtie en mystiek in de wetenschap. Zijn denkbeelden over l’élan vital ontaardden bij velen in een ‘revolte tegen de rede’. De syndicalistische theoreticus Georges Sorel en diens kompanen Charles Péguy en Ernest Psichari vonden in Bergsons vitalisme een grondslag voor een bezielend socialisme van mobiliserende mythen in plaats van dor materialisme. Péguy en Psichari laafden zich nadien aan Frankrijks mythische verleden en bejubelden de helende werking van oorlog. Beiden stierven in 1914 aan het front. Eveneens zoekende was de Italiaanse schilder Ardengo Soffici. Hij werkte met Picasso en verkeerde in het bohémien-milieu van Montmartre. Vervuld van walging voor de alom aanwezige decadentie vertrok hij naar zijn geboortestreek Toscane. Soffici sloot zich aan bij de futuristen rondom Marinetti. Deze kunstenaars waren vervuld van een nationalistische vernieuwingsdrang en hoopten op een oorlog die dit in gang zou zetten. Ook de populaire schrijver, politicus en womanizer Gabriele d’Annunzio verkondigde de noodzaak van een gewelddadige heropleving van de Risorgimento.
De glorieuze Italiaanse onafhankelijkheidsstrijd gold ook als voorbeeld voor Zuid-Slavische rebellen. Tijdens zijn berechting voor de moord op Frans Ferdinand citeerde de Groot-Servische nationalist Gavrilo Princip uitspraken van Giuseppe Mazzini. Deze jeugdige revolutionairen beleden een geweldscultus.
Zowel in de oorlogszuchtige retoriek van de futuristen als de idealisering van de Oosterse levensfilosofie door Hesse of Sorels regeneratieve syndicalisme ging het uiteindelijk om een strijd tegen verval. In navolging van Nietzsche deelden talrijke intellectuelen en diegenen die zichzelf daarvoor hielden een obsessie met decadentie in de samenleving. Oorlog gold als panacee voor maatschappelijke kwalen, joden vaak als oorzaak ervan.
Toekomstmens
Overigens is Kiefts bewering dat Nietzsche zich niet verwant voelde met eugenetici die op biologische zuivering aandrongen en Der Wille zur Macht als middel tot spirituele zelfverwezenlijking moet worden begrepen, te eenzijdig. Nietzsches pleidooi om door ‘teelt [enerzijds] en vernietiging van miljoenen mislukten anderzijds, de toekomstige mens gestalte te geven’ is ijzingwekkend duidelijk. De bewondering van de nazi’s voor deze multi-interpretabele filosoof is niet volledig ongegrond.
Uiteindelijk bleek er niet één oorlogsenthousiasme te zijn maar een ruim assortiment. Zo verkondigde de Britse schrijver en visionair Herbert Wells dat de oorlog een moreel principe diende: Europa bevrijden van autoritaire regimes. Soffici daarentegen waardeerde ‘het bloedbad van de dood’ als esthetisch spektakel en herkende Mussolini als de benodigde leider. Een kenmerk had de verschillende vormen van oorlogsenthousiasme echter gemeen: zingeving. Aan de oorlog werd een hoger doel toegekend.
Het boek van Kieft vormt een kleurrijk mozaïek van fascinerende verhalen die tezamen een veel groter verhaal vertellen. Met deze literatuurstudie treedt de auteur in de voetsporen van Oerlemans Autoriteit en vrijheid 1800-1900, het cultuurhistorische onderzoek naar de weerstanden tegen de moderne maatschappij. Merkwaardigerwijze ontbreekt deze klassieker op zijn literatuurlijst.
Uit Kiefts studie blijkt impliciet dat het fascisme geen bedrijfsongeval in de Europese geschiedenis was, maar aansloot bij opvattingen die in verschillende kringen leefden. De auteur gaat kort in op Hitlers NSDAP maar laat opmerkelijk genoeg Mussolini’s fascistische beweging onbesproken. De futuristen en nationaal-syndicalistische volgelingen van Sorel waren hierin aanvankelijk prominent aanwezig. Geweld ook. Slechts één maand na de oprichtingsbijeenkomst gaf de nieuwe beweging haar met bloed bespatte visitekaartje af. Onder aanvoering van Marinetti bestormde fascisten op 15 april 1919 het kantoor van het socialistische dagblad Avanti, waarvan Mussolini vijf jaar eerder nog hoofdredacteur was. Vier doden en 39 gewonden was het brute resultaat. Voor fascisten was politiek de voorzetting van de oorlog met andere middelen.
Kieft heeft een pageturner geschreven die getuigt van visie, kennis en durf. Zijn vorige boek stond op de longlist van de AKO Literatuurlijst. Deze studie verdient een nominatie voor de Libris Geschiedenis Prijs.
Naschrift (25 februari 2015): Anders dan hierboven staat vermeld, is Kiefts boek niet uitgegeven door Balans, maar door De Bezige Bij [red.]