Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Cultuur

Waargebeurd, maar toch zeker niet zo?

Onder de Oscarnominaties van dit jaar zijn veel waargebeurde films: vier van acht in de categorie beste film. Dat maakt die films kwetsbaar voor ‘fact checkers’. Hoever mag je van de feiten afwijken? Is elke waarheid relatief?

Based on a true story. De helft van de voor een Oscar genomineerde films kan daar dit jaar op bogen, vorig jaar zelfs zes van de negen Oscarkandidaten: het historische 12 Years a Slave en Dallas Buyers Club behoorden toen tot de winnaars.

Maar zo’n claim maakt een film ook kwetsbaar. Oscars leveren prestige én winst op: filmstudio’s tuigen al ruim een half jaar van tevoren campagneteams met miljoenenbudgetten op om hun kampioenen te promoten. Dan kan het geen kwaad factcheckers in te huren om de waarheidsgetrouwheid van de concurrentie te ondergraven. Het is mooi als een professor met een andere historische visie roet in het eten gooit. Nog beter als nabestaanden protesteren. Het allerbest als personages zich niet in hun eigen film herkennen.

Vier van de acht Oscarfilms dit jaar zijn ‘waargebeurd’: dat waren dus ook vier relletjes. Bij twee andere waargebeurde Oscarkandidaten – Angelina Jolies Unbroken, Tim Burtons Big Eyes – stierf het relletje weg met de Oscarkansen.

Het complot tegen Selma

De makers van Selma klagen over een complot van ingehuurde, of op zijn minste opgejutte historici. Was het toeval dat de kritiek op hun film begon toen de stembussen van de Oscars openden? Wellicht: de film was toen ook net een week uit. Maar feit is dat Selma erg stiefmoederlijk werd bedeeld met twee nominaties.

In Selma zet burgerrechtenleider Martin Luther King het Witte Huis in 1965 onder druk om The Voting Rights Act in te dienen, die daadwerkelijk stemrecht voor zwarten in het Zuiden afdwingt. President Lyndon B. Johnson heeft dat in de film niet hoog op de agenda, tot King hem via beelden van redneckgeweld tegen vreedzame betogers in Selma, Alabama, tot actie dwingt.

In Selma raakt Johnson zo geïrriteerd dat hij de FBI opdracht geeft om King onder druk te zetten met overspeltapes. Geschiedvervalsing, protesteerde Johnsonbiograaf Mark K. Updegrove. Dominee King en de president waren, disputen over tactiek en tempo ten spijt, twee handen op één buik. Johnsons rechterhand Joseph A. Califano noemt de president zelfs de ware strateeg achter Selma. „Mijn mond valt open van verbazing. Beledigend”, tweette regisseur Ava DuVernay in een reactie.

Updegrove schrijft in Politico dat hij beseft dat een historicus zijn verhaal uit feiten opbouwt en de filmmaker die naar zijn hand mag zetten in dienst van tempo en spanningsboog. Zolang de essentie maar niet in gevaar komt, zoals bij Selma, die in zijn ogen een kans liet liggen om The Voting Rights Act als triomf van raciale samenwerking te presenteren – zonde in het jaar van Ferguson. Maar waarom mag een dode president niet een beetje verschurkt worden in dienst van het drama? Impliceert de biograaf zo niet dat Johnson de essentie is van Selma?

DuVernay zelf gaat in interviews verder: historische waarheid is relatief, een kwestie van standpunt. Zelfs leugens zijn prima: dat nodigt uit tot nader onderzoek. Een fan wijst erop dat Abraham Lincoln in een actiefilm als vampierjager figureert, dus mag je je ook met Lyndon B. Johnson vrijheden permitteren.

Dat is iets te gemakkelijk. Historisch kwaliteitsamusement claimt wel degelijk de waarheid te tonen. Nog altijd wordt, net als in het oude Hollywood, bij historische films opgeschept over het volume aan boeken en archiefstukken dat is opgediept, de experts en ooggetuigen die zijn geraadpleegd. Dat de waarheid relatief is, hoor je doorgaans pas nadat de maker op een leugentje is betrapt. Hoewel iedereen beseft dat films feiten condenseren en samenvoegen, is de minimale eis dat ze zo ‘de waarheid liegen’.

Georkestreerde laster

The Academy wil historische films die verzoenen, niet verdelen. Bij een vermoeden van politieke controverse wijkt men huiverend terug: zie Selma en American Sniper. Maar vermoedt men georkestreerde laster, dan schaart men zich juist weer vierkant achter de film. Zo werd het schizofrene wiskundegenie John Nash, door Russell Crowe gespeeld in A Beautiful Mind, in 2002 van antisemitisme beticht. Dat riekte naar campagne: de film kreeg vier Oscars. En soms doen feiten er gewoon niet toe: dat er weinig klopte van Argo, over de evacuatie van Amerikaanse diplomaten uit het revolutionaire Teheran in 1980 door een nepfilmploeg, was Hollywood een zorg. Wie wil er nog feiten wanneer je als redder des vaderlands wordt neergezet?

Onder de vier ‘waargebeurde’ Oscarkandidaten is The Imitation Game het minst accuraat. Toch kreeg de film over de Britse computerpionier Alan Turing, die de Tweede Wereldoorlog bekortte door de Duitse codeermachine Enigma te ontsleutelen, acht nominaties. Turing pleegde in 1953 mogelijk zelfmoord: een jaar eerder was hij veroordeeld tot chemische castratie wegens homoseksuele contacten.

Een slachtoffer van homovervolging dus: Turing dient zo’n onomstreden zaak dat het er amper toe deed dat biografen weinig heel lieten van de film. Want de historische Alan Turing had weinig gemeen met een nurkse, humorloze asperger die alom op tegenwerking en onbegrip stuit. Hij was eerder een relnicht dan de passieve, melancholieke homoseksueel van de film. Maar relnichten winnen geen Oscars: die geeft The Academy alleen aan seksloze homo’s die ten onder gaan. En passant beticht The Imitation Game Turing overigens van landverraad: hij verzwijgt dat John Cairncross, die hij in het echt nimmer ontmoette, een Sovjetspion is omdat die hem met zijn homoseksualiteit chanteert. De staat had dus indertijd gelijk door elke overheidsdienaar die homoseksueel was, direct te ontslaan als zijnde chantabel, zegt de film feitelijk.

Horkerige autocraat

Zoveel lak heeft The Theory of Everyting niet aan feiten, al wordt regisseur James Marsh verweten dat hij de huwelijksperikelen van Stephen Hawking braaf gladstrijkt. Veel meer dan in de memoires van diens ex Jane, waarop de films is gebaseerd: zij schetst een wat horkerige, veeleisende, sarcastische en dagenlang in stille overpeinzing verzonken autocraat. Maar dat zou een nare film opleveren: meer iets voor Cannes dan voor Hollywood.

Het relletje rond Foxcatcher (vijf nominaties) lijkt de geloofwaardigheid van de film te hebben versterkt. Mark Schultz, in de film gespeeld door Channing Tatum, ging begin januari door het lint, en bevestigde daarmee dat hij niet het scherpste potlood in de doos is. De film gaat over de moord op zijn broer, worstelcoach Dave Schultz, door de schizofrene miljonair en worstelfanaat John du Pont in 1996. Schultz’ weduwe noemde de film „verbazend accuraat”, maar Mark ging begin januari op Twitter tegen de film tekeer – „I hate it!” – en noemde regisseur Miller scum, punk, liar en pussy. Snel daarna verwijderde hij de tweets en maakt excuses.

Het pijnpunt waren recensies waarin homoseksuele tensie tussen Schultz en Du Pont werd aangestipt: zoiets ligt gevoelig bij worstelaars. Inderdaad suggereert de film een homo-erotische obsessie die Schultz, een broeierige, makkelijk beïnvloedbare spierbundel, zich even laat aanleunen voor hij kriegel vertrekt. Broer Dave werd overigens pas vier jaar later vermoord. Maar dat is een typisch geval van ‘de waarheid liegen’.

Een beetje liegen doet elke historische film: het leven is geen verhaal. Zoals criticus Roger Ebert schreef: „Zoek je de waarheid over een man in een film, dan kun je evengoed zijn oma vragen.”