Recensie

Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Cultuur

Recensie Film

Imposante film die gelukkig niet vervalt in heiligverklaring

Met eert regisseur Ava DuVernay de man die het voor elkaar kreeg dat de zwarte Amerikaanse bevolking het stemrecht daadwerkelijk kon uitoefenen. De film is ongemakkelijk actueel.

Foto Paramount Pictures/Pathé.

Het is bijna niet voor te stellen, maar er was nog nooit een speelfilm gemaakt over de vermoorde burgerrechtenactivist Martin Luther King Jr., de charismatische zwarte dominee die vooral in de herinnering voortleeft door zijn ‘I have a dream’-speech. Met Selma eert regisseur Ava DuVernay de man die het precies vijftig jaar geleden voor elkaar kreeg dat de zwarte Amerikaanse bevolking het stemrecht niet alleen formeel had, maar ook daadwerkelijk kon uitoefenen, nadat hij er eerder al voor had gezorgd dat er een einde kwam aan de decennialange segregatiepolitiek. Maar Selma is gelukkig geen hagiografische, bewonderende biopic geworden en beperkt zich bovendien tot de enerverende gebeurtenissen die leidden tot de Voting Rights Act – het is niet Kings levensverhaal van wieg tot graf.

Selma begint in oktober 1964, met het moment waarop Martin Luther King de Nobelprijs voor de vrede krijgt, en eindigt een half jaar later met de protestmars vanuit het onooglijke plaatsje Selma naar Montgomery. Beide plaatsen liggen in het diep racistische zuiden van Amerika, in de staat Alabama, het domein van de racistische gouverneur George Wallace (Tim Roth) en zijn gewelddadige, xenofobe sheriff Jim Clark (Stan Houston).

De film concentreert zich vooral op de voorbereiding van King en zijn ‘band of brothers’ op de vreedzame mars voor zwart stemrecht. Maar we krijgen ook een impressie van de – ondanks zijn overspel – liefdevolle verhouding met zijn vrouw Coretta en we zien Kings gesprekken met president Lyndon B. Johnson. Dat zijn scènes die controverse opriepen: de film doet alsof Johnson de Voting Rights Act opzettelijk traineert, in werkelijkheid was dit niet zo en konden King en Johnson het vrij goed met elkaar vinden.

David Oyelowo is uitstekend als King, die constant van alle kanten onder druk staat. Zijn nabootsing van Kings typerende dictie is niet van echt te onderscheiden. Treurig dat hij niet genomineerd werd voor een Oscar en dat de erven van King geen toestemming gaven om zijn toespraken in de film te gebruiken. Nu moest DuVernay zich behelpen met (overigens prima) fictieve speeches.

Selma is op zijn best als de film gedetailleerd inzicht geeft in de politiek-strategische overwegingen van King. Wat vooral imponeert is de historische reconstructie van Bloody Sunday: de protestmars die in Selma stuitte op een overweldigende politieovermacht. Krachtige sequenties waarin de politie erop los knuppelt, het zicht door traangas wordt ontnomen en een politieman te paard met zweep demonstranten afranselt. Huiveringwekkende beelden, die bovendien erg lijken op de recente rellen in Ferguson. Selma stelt daarmee een ongemakkelijke retorische vraag: zijn we er in de tussenliggende halve eeuw eigenlijk wel op vooruitgegaan?