Arabisch juist nu relevant
Vorige week dinsdag lekten de hervormingen voor de Faculteit der Geesteswetenschappen (FGw) aan de UvA uit. De opvallendste maatregel is de opheffing van een aantal ‘te kleine’ talenstudies. Alle moderne talen, op zes na, zullen voortaan alleen nog te volgen zijn binnen een nieuwe opleiding ‘Internationale Studies’. Arabisch hoort helaas niet bij deze zes talen. Vreemd, gezien de maatschappelijke relevantie van de studie. Expertise op het gebied van het moderne Midden-Oosten is dringend nodig. Het is van belang dat er in het ontsporende debat rond de islam mensen voor correcte achtergrondinformatie en nuance kunnen zorgen.
Verder is binnen ‘Internationale Studies’ slechts ruimte voor een taalverwervingsminor en een Midden-Oostenmajor. Het Dagelijks Bestuur van de faculteit claimt dat studenten cultural literacy zullen verwerven. In de praktijk betekent dit dat studenten minder dan een half jaar besteden aan het daadwerkelijk leren van de taal. Omdat Arabisch een van de moeilijkste tweede verwervingstalen is en studenten vaak niet kunnen bogen op middelbareschoolkennis, zullen studenten deze cultural literacy nooit bereiken.
Eigenaardig is ook dat diverse kleinere talenopleidingen met minder studenten dan Arabisch (Grieks, Latijn, Duits en Russisch) ontzien worden. Het DB wijst op de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor het in stand houden van de schooltalen. Deze verantwoordelijkheid heeft de UvA echter ook voor Arabisch. De Amsterdamse opleiding legt zich vooral toe op spreekvaardigheid en de moderne tijd. Juist op dat gebied heeft Nederland behoefte aan expertise.
Als de FGw haar maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus neemt, zoekt zij een andere oplossing voor de studie Arabisch. Een oplossing die recht doet aan haar belang voor Nederland.
Peuterklas
Zorg voor ontwikkelrecht
Peuters vanaf drie jaar naar basisschool? Wie betaalt dat, Samsom?
Het idee van Diederik Samsom is niet nieuw. De MOgroep pleit er samen met VNG, PO-raad en Branchevereniging Kinderopvang voor om van voorschoolse voorzieningen een basisvoorziening te maken voor elke peuter, ongeacht of de ouders werken.
Zo’n voorziening moet goed samenwerken met de basisschool, maar moet niet ‘schoolklasje’ willen spelen. Peuters leren door te spelen en niet door al lesjes te gaan volgen. De pedagogisch medewerkers van peuterspeelzalen en kinderopvang zijn in staat dit te stimuleren en begeleiden, maar kunnen nog worden bijgeschoold, met name op programmagericht werken en ouderbetrokkenheid.
Intrigerend dat Samsom niks over de middelen zegt om dit recht op ontwikkeling voor alle peuters te realiseren. Dat is precies waarom partijgenoot Asscher het voorstel voor zo’n algemene basisvoorziening afwees. Er zit een gat van 400 miljoen euro tussen het idee van Samsom en de daadwerkelijke uitvoering. Wie dicht dat gat en betaalt?
In het najaar van 2015 komt de SER met een rapport over het ontwikkelrecht van peuters. De MOgroep pleit ervoor ook vanuit dat ontwikkelrecht naar kinderopvang te kijken, niet alleen vanuit marktperspectief. Juist met het oog op de kinderen die een achterstand dreigen op te lopen op taalgebied of sociale vaardigheden. Dat sluit goed aan bij de ambities van Samsom.
Marijke Vos Voorzitter MOgroep