Na een aanslag gaat veiligheid boven privacy. Die politieke reflex keerde afgelopen jaren standaard terug, in Europa en in de Verenigde Staten.
Ook na ‘Parijs’, zo leek het dit weekend, toen de Franse minister Cazeneuve (Binnenlandse Zaken) de afspraken opsomde die hij met internationale collega’s maakte. De belangrijkste: er moet een internationale databank komen met reisgegevens van alle passagiers, zodat jihadstrijders beter verhinderd kan worden te reizen.
De politieke discussie over die reisgegevens loopt al jaren. Waarschijnlijk vandaag en anders later deze week spreekt de Tweede Kamer er opnieuw over met premier Rutte. De Kamer wil een debat over Charlie Hebdo en over wat het kabinet doet om jihadisme, radicalisering en het risico op aanslagen te verminderen.
Als het aan de Kamer ligt, komt zo’n reisregister er niet. De vraag volgens de meeste partijen is of een register de aanslagen in Frankrijk had voorkomen. Van links tot rechts is het antwoord: nee, zeer waarschijnlijk niet. Dus willen ze de privacy van miljoenen burgers niet schenden met een databank waarvan de toegevoegde waarde niet vaststaat.
Natuurlijk is de reflex na een aanslag, zo dichtbij, om „je rijtje aan maatregelen nog eens langs te lopen”, zegt Tweede Kamerlid Klaas Dijkhoff van coalitiepartij VVD. „Maar nee, in Parijs is geen schokkend nieuwe methodiek gebruikt. En we bekijken al langer of onze wetten voldoen.”
Volgens Dijkhoff moet de waakzaamheid op ronselen en „de vroege fase” van radicalisering wel groter worden. „Het gif is hardnekkig”, zegt hij, dus het kabinet moet volgens hem intensiever met deradicalisering aan de gang. De VVD die de overtuiging van het grote effect van repressie verlaat? Dat niet, zegt Dijkhoff: „Maar dat repressieve deel is makkelijker meetbaar en ook mediagenieker. Op de uitvoering van preventieve maatregelen is het voor ons moeilijker zicht te krijgen.”
Het kabinet en verantwoordelijk minister Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie, VVD) kennen de opvatting van de Kamer over het reisregister. Niet voor niets hield Opstelten het in een toelichtend interview bij tv-programma Nieuwsuur vaag. Hij zei dat vooral de internationale samenwerking beter moest. Over het reisregister moeten landen volgens hem „in dialoog”.
Uit Kamerstukken blijkt dat Opstelten voor de zomer met een „technische voorziening” komt, waarmee een officier van justitie reisgegevens van jihadisten kan opvragen bij de marechaussee en de douane. Die hebben al beschikking over „een beperkte set” van incheckgegevens, om illegale migratie tegen te gaan en om goederen te kunnen controleren. Hoe compleet die data zijn, schrijft Opstelten niet.
Ook de rest van de Kamer – de PVV van Geert Wilders waarschijnlijk uitgezonderd – zal meer aandacht vragen voor niet-repressieve maatregelen. Hebben inlichtingendiensten voldoende geld en mensen? Werken ze goed internationaal samen? Houdt de overheid radicale jongeren in beeld?
Hoewel operationele informatie van inlichtingendiensten en openbaarheid slecht samengaan, zal een flard aan openheid van het kabinet onvermijdelijk zijn. De Kamer zal enige toezeggingen willen over de aanpak van radicalisering. Coalitiepartij PvdA bijvoorbeeld wil betere internationale informatie-uitwisseling over deradicalisering. Nu is een klein groepje van West-Europese landen daarover met elkaar in overleg. Dat moet EU-breed, vindt de PvdA.