Het is het enige olieverfschilderij van Joseph Mallord William Turner dat in een Nederlands museum te vinden is. En het is een van de mooiste Turners die ik ken. Wolken en water, uit de collectie van Museum de Fundatie in Zwolle, toont een zonsopkomst – of is het een zonsondergang? – boven een woest kolkende zee. De laaghangende zon spuwt gele vlekken uit over het wateroppervlak en doet de wolken felrood oplichten. Aan de horizon is een donker silhouet te zien dat een bootje zou kunnen zijn. Maar dat is bijzaak. Dit schilderij is vooral een explosie van kleur.
Natuurlijk, we kijken naar een romantisch zeegezicht, het onderwerp waarmee Turner zo beroemd is geworden. Van een afstand zie je nog wel een landschap, met een lage horizon. Maar zoom je in op de voorstelling, dan verdwalen je ogen in de grillige klodders pure verf. Turners wolken hebben geen zachte wollige vormen, maar lijken meer op rode striemen in een roze huid. Van dichtbij heeft de schittering van de zon veel weg van gelige mosgroei op ruwe boomschors. Wolken en water is een abstract-expressionistisch schilderij, spetterend als een doek van Jackson Pollock, korsterig als een werk van Gerhard Richter.
Alleen: Turner schilderde dit werk rond 1840, toen het impressionisme nog niet eens was uitgevonden. Het was de tijd waarin schilders als Courbet en Millet het dagelijks leven zo realistisch mogelijk in beeld trachtten te brengen. De tijd ook, waarin de prerafaëlieten hun bleke dames schilderden. Van abstracte kunst had nog nooit iemand gehoord. Vandaar ook dat de late schilderijen van Turner door tijdgenoten vaak werden afgedaan als het werk van een seniele oude man. Op zijn 65ste was hij te vrij, te radicaal voor de negentiende-eeuwse kunstwereld.
In Mr. Turner doet hoofdrolspeler Timothy Spall zijn best om Turners expressiviteit uit te beelden. Met woeste gebaren smijt hij de verf op het doek. Hij blaast pigment over het verse verfoppervlak, spuugt ertegen, krast zijn nagels erin. Misschien is het allemaal net wat te karikaturaal. Want hoe ruig en woest Turners zeeën ook mogen deinen – critici noemden zijn schilderijen denigrerend ‘zeepsop en witsel’ – ze zijn wel degelijk met een enorme precisie geschilderd.
Kijk naar Turners beroemde Snow Storm (1842) uit de Tate Gallery, met een stoomschip dat zich in het oog van de storm bevindt. Het is een schilderij waarin alles draait en kolkt en zuigt. Maar de mast van het schip is haast miniaturistisch geschilderd, en ook de golven zijn uit haarfijne lijntjes opgebouwd. Turner afdoen als een wildebras zou hem daarom tekortdoen. Hij werkte vaak maandenlang door aan zijn composities, laag over langzaam drogende laag. Die dikke verfkorsten zijn wel degelijk met geduld en beleid tot stand gekomen.
Turners wellustige verflagen zijn eigenlijk maar met één andere grote meester te vergelijken: die van Rembrandt. Bij Rembrandt moet Turner gezien hebben dat een verfstreek sensueel kon zijn. Dat je met verf een mouw kon boetseren, of in Turners geval, een golf. Dat je er dramatische scènes mee kon creëren, vol licht-en-donkercontrasten. En dat je er abstracte composities mee kon bouwen, voordat het woord abstract bestond.