De aanleiding
De beha is jarig! Honderd jaar oud, maar hij past de meeste vrouwen nog steeds niet. Dat stond zaterdag in deze krant. „In Nederland loopt 70 procent van de vrouwen in een verkeerde beha”, zei Anne Van Coppenolle. Zij is manager bij Van de Velde, het Vlaamse bedrijf achter verschillende lingeriemerken. Volgens haar geldt het percentage „wereldwijd”.
Daar wilde lezeres Merrit Beck meer van weten: klopt dat percentage van 70 procent? En hoe is dat dan onderzocht?
Waar is het op gebaseerd?
Wie een beetje googlet, komt het percentage van 70 procent overal tegen. Onder meer nu.nl schreef erover, en de blogs van Flair, Santé, De Telegraaf, Gezondheidskrant.nl, enzovoorts. Een hardnekkig getal dus, maar ook een oud getal: de meeste berichten dateren van 2011. Ze baseren zich op onderzoek dat toen is uitgevoerd, in opdracht van Van de Velde Lingerie, door onderzoeksbureau TNS.
En, klopt het?
Allereerst is het lastig om een „verkeerde” maat te definiëren – dat zeggen wetenschappelijke publicaties over de relatie tussen rugpijn en beha’s. Voor de boezemlozen onder ons: behamaten zijn, net als andere kledingmaten, niet erg gestandaardiseerd. De ene pasvorm is de andere niet, ook al heten ze dezelfde maat te hebben. Wie soms 75C heeft, past bij een ander merk wellicht beter 70D.
Maar hoe zit het onderzoek in elkaar? En mogen we de resultaten even inzien? Bij marktonderzoeker TNS Nipo, dat in het bericht van nu.nl wordt genoemd als onderzoeker, weten ze van niets: dit is niet door hen uitgevoerd. We kunnen het beter eens proberen bij TNS Dimarso, hun Vlaamse zusterbedrijf. Daar kent de woordvoerder het onderzoek inderdaad. Maar de resultaten liggen inmiddels in het archief, voor specifieke vragen moeten we bij de opdrachtgever zijn: het lingeriebedrijf.
Daar vertelt woordvoerder Liesbeth De Keyser dat het ging om twee onderzoeken: de eerste onder 227 vrouwen in België, Nederland, Duitsland en Frankrijk, die „zorgvuldig opgemeten werden” met een bodyscanner, bij Van de Velde in huis. Daaruit bleek dat 70 procent „écht een verkeerde maat droeg”. Het tweede onderzoek, de vragenlijst van TNS, ging over ‘lingeriegewoontes’, bedoeld om de 70 procent misfits te verklaren.
Wat kunnen we op basis daarvan stellen? Het onderzoek is uitgevoerd onder een kleine groep vrouwen, die bovendien zichzelf hebben aangemeld. Bij Van de Velde spreken ze van een representatieve groep, want onder de deelnemers was er „een brede verdeling naar leeftijd, lichaamsvorm en cupmaat, net zoals de vrouwen in de betrokken landen”.
Maar het risico is aanwezig dat zij zich juist hadden aangemeld, omdat ze het idee hadden rond te lopen in een verkeerde beha. Ja, zegt De Keyser, maar dat geldt ook omgekeerd: „Vrouwen die zich aanmelden hebben al een zekere affiniteit met lingerie en zijn zich dus al bewust van het belang van de juiste behamaat. In die zin zouden de resultaten zelfs een onderschatting kunnen zijn.”
Dat maakt het lastig om het onderzoek betrouwbaar te vinden naar wetenschappelijke maatstaven. En laten we ook niet vergeten dat de opdrachtgever belang heeft bij dit onderzoek: wie aantoonbaar een verkeerde beha draagt, is een potentiële koper van een nieuw exemplaar.
Hetzelfde probleem geldt bij een buitenlands onderzoek, van de concurrent, lingeriemerk Triumph. Dat hield een enquête onder 10.000 Britse vrouwen, onder meer naar de vraag of bij hen de behamaat klopte. Het resultaat: 67 procent droeg een verkeerde maat. Ook dit is geen wetenschappelijk onderzoek, maar eigen onderzoek van de fabrikant.
Conclusie
Lingeriemerken hebben zelf onderzocht of vrouwen wel de juiste behamaten droegen, met opmetingen en vragenlijsten. Maar deze onderzoeken zijn, naar wetenschappelijke normen, noch representatief, noch onbevooroordeeld. Daarom beoordelen we de stelling als ongefundeerd.
Ook een bewering zien langskomen die je gecheckt wilt zien? Mail nextcheckt@nrc.nl of tip via Twitter met de hashtag #nextcheckt