Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

Boeken

Naast hem loop je in de wolken

In de boekenkast van muzikant en wiskundige Jesse Dorrestijn (32) staan boeken over weerkundige fenomenen en romantische poëzie naast elkaar. Met zijn debuutalbum O kus mij, o omarm mij doet hij je verlangen naar voorbije liefdes.

Foto Niels Blekemolen

Wolken en de liefde: misschien zijn ze allebei het mooist als ze op afstand blijven. Een wolk die te dicht de aarde nadert, verandert immers in vormeloze mist. En de liefde? Ach, natuurlijk is het prettig als die tastbaar is – als je ’s ochtends samen in één bed wakker wordt, zo dicht bij elkaar dat je de mee-eters op de neus van je geliefde kunt tellen.

Maar tegelijkertijd gaat er niets boven onvervuld verlangen. Heerlijk hunkeren, eindeloos dromen. Schilders, zangers, dichters: al eeuwenlang laten ze zich inspireren door de romantiek van het ongrijpbare.

In de boekenkast van Jesse Dorrestijn (32) staan wolken en de liefde zij aan zij. Een lijvig naslagwerk over weerkundige fenomenen naast een stukgelezen dichtbundel van Hans Lodeizen. Het ene boek is onderwerp van zijn promotie. Aan het Centrum voor Wiskunde en Informatica in Amsterdam onderzoekt hij hoe je wolkenvorming kunt voorspellen. Het andere is een inspiratiebron voor zijn muziek.

Deze maand verscheen zijn debuut-cd, O kus mij, o omarm mij. Letterlijk poëtische muziek: Jesse zingt gedichten van Hans Lodeizen, Johan Andreas Dèr Mouw en Martinus Nijhoff en begeleidt zichzelf op gitaar. Melancholische liedjes, die je doen verlangen naar voorbije liefdes. Die je doen wensen dat je – hoe mooi hunkeren op afstand ook is – toch weer even met je hoofd ín de wolken kunt lopen.

Allemaal dode dichters – ben je zo’n poëziefanaat?

„Het begon bij toeval, eigenlijk. Ik had die bundel van Lodeizen al jaren in mijn kast staan – van mijn vader geleend en nooit teruggegeven – en op een avond bladerde ik er wat in. ‘Neem mij mee op een lange reis’, stond er. Die zin bleef in mijn hoofd hangen. Toen ben ik wat op m’n gitaar gaan improviseren, en binnen een paar uur had ik het hele gedicht op muziek gezet. Dat werkte verslavend. En dus ging ik op zoek naar meer gedichten, meer dichters. Een mooie zin, een pakkende strofe, een boeiend metrum – dat is genoeg om tot een melodie te komen. En een fles wijn, dat helpt ook.”

Je muziek doet denken aan Bach, die mathematische patronen in zijn stukken gebruikte. Helpt jouw wiskundige achtergrond bij het componeren?

„Dat je gelijkenis met Bach hoort, komt vooral doordat ik zijn muziek heb grijsgedraaid. Het nummer ‘Onspreekbaar’ heeft bijvoorbeeld dezelfde akkoorden als het thema van het Musikalisches Opfer. En vlak voordat ik ‘Op het eiland’ componeerde, had ik Air op repeat staan. Maar ik denk niet op een mathematische manier na over mijn muziek. Het gaat puur op gevoel. Het enige wiskundenummer op de cd is de stelling van Pythagoras. Niet eens een gedicht, dus.”

A-kwadraat plus B-kwadraat is C-kwadraat?

„Ja, dat is de verkorte versie. De volledige stelling luidt ‘In een rechthoekige driehoek is het kwadraat van de lengte van de hypotenusa gelijk aan de som van de kwadraten van de rechthoekszijden.”

Eh…

„Daarom zet ik het dus op muziek – zodat het makkelijker te onthouden is. Ik heb heel veel wiskundebijles gegeven, en dit liedje heb ik eigenlijk geschreven voor mijn leerlingen. Zodat ze het tijdens het maken van een proefwerk zachtjes konden meeneuriën. Wat dat betreft is mijn muziek best didactisch. Ik wil ze iets bijbrengen: wiskundige kennis, liefde voor poëzie… Eigenlijk zou mijn cd massaal op middelbare scholen moeten worden verspreid.”

Dorrestijns cd mag dan net uit zijn, optreden doet-ie al jaren. Hij trad twee weken geleden op bij de uitreiking van de AKO Literatuurprijs. Eerder was hij te zien bij De Wereld Draait Door („Dertig seconden maar hoor”), op De Parade en in een avondvullend programma met Paul Haenen en zijn eigen vader – cabaretier Hans Dorrestijn.

Leuk of lastig, zo’n beroemde vader?

„Leuk, vooral. Qua muziek is hij een voorbeeld voor me. En soms zijn we samen aan het brainstormen over nummers. Dan zit mijn vader eindeloos te schrappen in een gedicht van Lodeizen: ja, die strofe moet je wel nemen, en die niet…

Mensen plaatsen me trouwens wel sneller in een hokje door mijn vader. Dan denken ze: oh, een Dorrestijn, die is vast muzikaal. Daardoor ligt de lat hoog.”

Wat zijn je toekomstplannen? Nog meer dode dichters?

„Ik ben nu bezig om, samen met een zangeres en een drummer, teksten van Gertrude Stein op muziek te zetten – Engelstalige gedichten dus. Verder schrijf ik af en toe zelf teksten: ik heb een kladblok vol. Of ik daarmee iets ga doen? Wie weet. Ik plan niet te ver vooruit; je weet toch niet hoe het gaat lopen. Als kind wilde ik de nieuwe Kurt Cobain worden, daar is ook niets van terechtgekomen. Alhoewel… Dankzij Nirvana ben ik op gitaarles gegaan. Toen bleek dat ik niet snel genoeg met een plectrum overweg kon, en ben ik klassiek gaan spelen. Nirvana meets Bach, dat lijkt me nog wel wat…”