Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Cultuur

‘Tijdens de rouw wil je des te harder voelen dat je leeft’

In ‘De RouwRevue’ hekelen Mylou Frencken en Pieter Tiddens het formele karakter van begrafenissen. „Ik zou ook graag een blaasorkest op mijn begrafenis hebben.”

Mylou Frencken enPieter Tiddens in hun nieuwe voorstelling ‘De RouwRevue’
Mylou Frencken enPieter Tiddens in hun nieuwe voorstelling ‘De RouwRevue’ Foto Joke Schot

Licht doen over de dood, want het onderwerp is al zwaar genoeg van zichzelf. Dat is wat Pieter Tiddens en Mylou Frencken voor ogen staat met hun RouwRevue. Die samenvoeging van tegenstrijdige woorden, een zelf verzonnen term, dekt de lading. Want in De RouwRevue laten ze zien dat mensen zich in het rouwproces vaak zo onnatuurlijk gedragen dat het vanzelf om te lachen wordt. Niemand weet hoe het moet, rouwen, en toch lijken er allemaal ongeschreven regels te bestaan, zeggen ze. „Hoe besta je na?”

In De RouwRevue, die geestig én serieus is, spelen Frencken en Tiddens typetjes als de uitvaartmedewerker en de therapeut, zingen ze liedjes over iemand missen, houden ze een uitvaartquiz en presenteren ze een hilarische uitvaarthitsmedley, met onder meer Waarheen, waarvoor (Mieke Telkamp), We’ll meet again (Vera Lynn) en De vlieger (André Hazes). Tiddens: „Maar als we polonaise lopen op Rouwsamunde vinden sommigen dat te ver gaan. Ach, dat ligt in mijn aard. Ik zou ook graag een blaasorkest op mijn begrafenis hebben.”

Tiddens (1958) verloor zijn ouders en zwager, Frencken (1966) in 2006 haar man, cabaretier en regisseur Bert Klunder. In de voorstelling verwerken ze die ervaringen. Frencken schreef er al prettig montere en ontroerende columns over, gebundeld in Zonder Bert (2009).

Ook de toeschouwers kunnen in de revue hun verhaal kwijt, als Tiddens met microfoon de zaal ingaat. Bij de try-outs bleek een groot deel van het publiek ergens over te rouwen. Frencken: „Dat verraste ons niet.” Tiddens: „Het verraste ons dat er zoveel mensen komen voor een leuke avond.” Frencken: „Een vrouw zei: ‘Ik ben hier met zes vriendinnen om mijn verjaardag te vieren!’” Tiddens: „Bij De RouwRevue! Vonden ze gezellig.”

Etiquette

Veel in de show gaat het over het ongemak in de omgang met rouw. Het duo hekelt onder meer het formele karakter van uitvaarten. Tiddens: „Ik maakte eens een informele, levendige uitvaart mee, met lachen, verhalen, liederen, kunst en eten. Tot we in het crematorium kwamen, waar een vrouw in een mantelpak ‘sssjjjj’ tegen ons deed. Zo gaat het vaak. We zetten graag bordjes neer, volgen de etiquette, opdat je je emotie niet uitspreekt. Onze RouwRevue gaat daar rechtstreeks doorheen.”

In een van de scènes wordt een zekere rouwrivaliteit blootgelegd, als Frencken over Klunder vertelt en Tiddens haar verwijt: „Ik mis hem ook!” Tiddens: „Wat heel onterecht is. Heel onredelijk.” Frencken: „Dat gaat eigenlijk over mijn moeder. Die wilde met mij praten over Bert. Ik dacht: ‘Laat me nou, het gaat goed met me.’ Tot mijn zus zei: ‘Ja, maar mamma mist hem ook.’ Daar had ik niet bij stilgestaan. Hij was niet alleen van mij, hij was ook van mijn moeder, en anderen. Dat was stom. Je wordt er egocentrisch van, van rouwen.”

Bij een voorstelling vertelde een vrouw dat haar kind vijftien jaar eerder was overleden en dat de familie nog jaarlijks naar de Efteling gaat. Omdat het kind daar zo van hield. Dat zijn ontboezemingen waar je het koud van krijgt op de tribune. Zijn ze niet bang dat een te schrijnend verhaal de voorstelling lamlegt? Frencken: „Nee.” Tiddens: „Ja.” Frencken: „Ik weet dat er daarna scènes komen die de sfeer weer goed krijgen.” Tiddens: „Die vrouw en haar familie hebben een vorm gevonden die bij hen past. Rouwen in de Efteling! Dat is precies wat wij doen.”

In de revue bespreken ze hardop waar ze het niet over willen hebben, wat te privé is, zoals de seks en de ruzies. Frencken: „Zelf ben ik in de eerste periode van rouw te veel blijven hangen in het benoemen van problemen in mijn relatie. Was een kwestie van emancipatie, van onafhankelijk worden. Maar ook omdat ik zoveel mensen ken die doden op een voetstuk plaatsen.” Tiddens: „Een tante van mij riep na de dood van haar man meteen: ‘Kan ik eindelijk een nieuwe bank kopen!’ Frencken: „Ik dacht: ‘Hoef ik eindelijk niet elke dag meer iets met vlees te maken.’”

Een mooie fase in de voorstelling gaat over troost en de duur van rouw, of zoals Frencken dan zegt: „Het verdriet krijgt conditie.” Ze geeft dan een tip: „Troost is geen kurk die je in het verdriet kan stoppen om het huilen te laten ophouden.” Tiddens: „Troost is juist om iemand te laten huilen als hij of zij daar behoefte aan heeft. Mijn zus is een huilebalk, een echte jankerd, maar dat werkt goed voor haar.” Frencken: „Dat leren we van jongs af aan. Kus erop en over. Emoties wegstoppen.”

Vierdubbel alleen

„Verdriet kan langzaam binnen komen druppelen”, zegt Frencken. Eigenlijk kwam het pas na twee jaar los, toen er een nieuwe verhouding uitging. „Toen voelde ik mij vierdubbel alleen. Alles wat ik had geprobeerd niet te voelen, voelde ik toen wel. Uitgesteld verdriet komt veel voor. Het zit niet zo in de voorstelling, maar het is een feit dat mensen in de rouw naar verhouding een ontzettend druk seksleven hebben. Had ik zelf ook. Je gaat ook erg leven van de dood. Je wilt des te harder genieten, voelen dat je leeft.”

Rouw is een kans om jezelf anders te leren kennen, zegt Frencken: „Ik was begin veertig en moest als een puber mezelf weer uitvinden. Dat was verontrustend, maar ook grappig, want ik kon op surfvakantie en verliefd worden op de surfleraar. Als het je overkomt dan moet je het goed doen en alles eruit halen wat erin zit.”

Het gevoel van missen hoeft daar niet onder te lijden. Aan het slot zingt Frencken: „Ik duwde je weg, maar je bent steeds terug”. „We herdenken Bert altijd op zijn sterfdag, met vrienden. Dat valt me soms zwaar, omdat het beladen is en het organiseren veel werk. Toen zei mijn therapeute: ‘Moet je daar wel mee doorgaan? Laat het nou eens los.’ Vond ik ook weer zo makkelijk. Je moet het verlies lucht geven, maar toch ook de dingen waar je van hield, vasthouden. Dat missen moet je vasthouden.”