Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Onderwijs

Kijken: Jonge vrijwilligers in Afrika op de hak genomen

De Europese "Lilly" moet nog één vraag beantwoorden om vrijwilliger te mogen worden in Afrika.
De Europese "Lilly" moet nog één vraag beantwoorden om vrijwilliger te mogen worden in Afrika. Still uit het filmpje 'Who Wants To Be A Volunteer?'

Een blond meisje met een witte tanktop, een kek kort spijkerbroekje en een kleurrijke bandana om haar hoofd springt uit een jeep en rent als een bezetene door de straten van een Afrikaans land terwijl ze eten gooit naar de lokale bevolking. Zakken met diepvriesfriet en zo, caloriebommetjes.

Na het eten strooien zien we haar als juf, lesgevend aan ouders en kinderen. Even later maakt de blonde Lilly een selfie omringd met donkere kindjes en tovert ze haar Facebook-pagina om zodat iedereen kan zien dat ze “iets goeds doet voor de wereld”.

Hoeveel landen telt Afrika?

Het wordt echt over the top op het moment dat het meisje kandidaat is in het programma Who wants to be a Volunteer? (geïnspireerd op het programma Lotto Weekend Miljonairs) en de laatste en “allermoeilijkste vraag” moet beantwoorden: ‘Hoeveel landen telt Afrika?’ Lilly weet het niet en moet haar laatste hulplijn inzetten om de vraag te kunnen beantwoorden. Ze belt met Michael, een klein en bijdehand Afrikaans jongetje:

Noorse humor met een boodschap

De video is gemaakt door het Noorse Students’ and Academics’ International Assistance Fund (SAIH) en is een aanval op de trend van “vrijwilligerstoerisme”, waar goedbedoelde westerlingen reizen naar verre oorden om als vrijwilliger te werken en daarbij, ondanks hun goede bedoelingen, weinig aandacht hebben voor de lokale cultuur, geschiedenis of de ethische uitdagingen die hun aanwezigheid in de lokale gemeenschap met zich meebrengt.

In een verhaal in The New York Times noemt columnist Rafia Zakaria “voluntourism” een postkoloniale commerciële activiteit, waarbij goede bedoelingen van welgestelde westerlingen de drijfveer zijn, maar het vooral lijkt te draaien om hun eigen ervaring in een vreemd en arm land. “Zo bewonderenswaardig altruïstisch als het klinkt, is het helemaal niet”, schrijft Zakaria.

“Het probleem met vrijwilligerstoerisme is de drang van de vrijwilliger naar avontuur en ervaring, in tegenstelling tot de werkelijke behoeften van de ontvangende gemeenschap.”

Ook schrijfster Renske de Greef kaartte het onderwerp onlangs aan in nrc.next (€) en benadrukte in haar artikel het gevaar van deze trend: jongeren die niet opgeleid zijn om les te geven, kinderen te verzorgen of scholen te bouwen doen in een derdewereldland misschien wel meer kwaad dan goed.

Vrijwilligerswerk is een lucratieve industrie

Voor degenen die het zich kunnen veroorloven is er een uitgebreid menu van humanitaire activiteiten: Engelse les geven aan kinderen in Ghana, ondervoede weeskinderen in Guatemala verzorgen, een school bouwen in de Filipijnen of spelen met baby’s in Oeganda. De Greef:

“Het kan zeer lucratief zijn om een bedrijf te op te richten rond beschermde diersoorten, weeskinderen of waterputten, want waar de meesten bij de term ‘vrijwilligerswerk’ denken aan ‘onbetaald werken’, moeten vrijwilligers in zulke landen vaak betalen om mee te mogen doen aan een project – en niet zo weinig ook.

Maar hoe goed is het voor een kind dat al geen ouders meer heeft om elke zes weken verzorgd te worden door een nieuw gezicht? De Greef:

“Het meeste vrijwilligerswerk bestaat uit een zeepbel van nobel klinkende initiatieven en projecten. Na de middelbare school naar een ontwikkelingsland vertrekken en daar in een paar maanden ‘het verschil maken’ – nee, dat bestaat niet.

Lees ook het verhaal over “voluntourism” dat 31 oktober in nrc.next stond: ‘Vrijwilligerswerk is een industrie geworden. Voluntourism, heet dat‘ (€).