‘We zijn weer terug in het interbellum”, zegt Patrick Dassen tussen de stapels boeken en paperassen in zijn werkkamer in het centrum van Leiden over Sleepwalkers, het geruchtmakende boek van Christopher Clark over het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. „Clark en sommige andere historici doen nu veel af aan de schuld van Duitsland voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Maar al eind jaren twintig vond bijvoorbeeld de Amerikaanse historicus Sidney Fay dat niet alleen Duitsland maar alle grote Europese landen verantwoordelijk waren voor de oorlog. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd, vooral door de Duitser Fritz Fischer met zijn Griff nach der Weltmacht uit 1961, de opvatting invloedrijk dat Duitsland de hoofdschuldige was. Volgens Fischer was de Eerste Wereldoorlog het rechtstreekse gevolg van het streven van het Duitse keizerrijk naar hegemonie in Europa en de wereld.”
Zelf legt Dassen (1961), docent Algemene Geschiedenis aan de Universiteit Leiden, in zijn onlangs verschenen imposante boek Sprong in het duister. Duitsland en de Eerste Wereldoorlog de schuld voor de ‘oercatastrofe’ ook niet exclusief bij Duitsland. „Duitsland draagt met zijn onvoorwaardelijke steun aan Oostenrijk-Hongarije bij zijn conflict met Servië zeker verantwoordelijkheid. Maar het was beslist niet uit op een grote Europese oorlog. De Duitse kanselier Bethmann Hollweg was in 1914 een gematigde figuur en ook de Duitse keizer Wilhelm II wilde ondanks zijn talrijke krijgshaftige uitspraken geen Europese oorlog.
„De Duitse machthebbers verwachtten dat Rusland zich afzijdig zou houden als het tot een oorlog zou komen tussen de dubbelmonarchie en Servië. Rusland was weliswaar bezig met een ambitieus bewapeningsprogramma, maar was nog niet klaar voor een grote oorlog, dachten de Duitsers. Maar helemaal zeker waren ze hier niet van. Duitsland nam in de zomer van 1914 dus een enorme gok, een ‘sprong in het duister’. Het werd een keerpunt in de Duitse en Europese geschiedenis.”
‘Sprong in het duister’ gaat over veel meer dan de Eerste Wereldoorlog. U behandelt ook de periode vóór en na de oorlog, en beschrijft gedetailleerd hoe het Duitsland in 1920 een heel ander land was dan in 1910. Wat was er veranderd?
„Het Tweede Keizerrijk onder Wilhelm II bestond als het ware uit twee Duitslanden. Je had het fel nationalistische, militaristische Duitsland dat zich verenigde in bewegingen als het Alldeutscher Verband. En al waren die niet heel omvangrijk, ze hadden zeker invloed op de machthebbers. Toch was het Duitsland onder Wilhelm II veel minder een militaristische, nationalistische en autocratische staat dan het cliché wil. Het parlement, de Rijksdag, kreeg in de jaren vóór 1914 bijvoorbeeld steeds meer macht, de Sozialdemokratische Partei Deutschlands werd in 1912 de grootste partij. De Duitse wetenschap vierde triomfen, Duitsland was een moderne verzorgingsstaat en er bestond ook een vrije, liberale pers. En bovenal: het Duitsland van Wilhelm II was een rechtsstaat.
„Het Tweede Keizerrijk was bezig met een ontwikkeling tot een betrekkelijk open, democratische samenleving met een rijke cultuur. Pas als de Eerste Wereldoorlog eenmaal is uitgebroken, komt het potentieel van Duits militarisme, nationalisme, sociaal-darwinisme en antisemitisme tot volle wasdom. Vanaf augustus 1916 worden de generaals Ludendorff en Hindenburg almachtig en beginnen ze aan een ‘totale oorlog’, waarin ook het thuisfront werd gemobiliseerd. De meedogenloze Erich Ludendorff met zijn megalomane oorlogsdoelen is in mijn boek de belangrijkste persoon geworden. Ook na de oorlog duikt hij steeds weer op bij putschpogingen.
„Uiteindelijk maakte de oorlog Duitsland tot een extreem verdeeld land. In het Duitsland van na 1918, de Weimarrepubliek, woedde de eerste jaren een soort burgeroorlog. Het wemelde er van de rechtse, paramilitaire Freikorpsen die de vele opstanden genadeloos neersloegen. In de beginjaren van de Weimarrepubliek vond gemiddeld eens in de vier, vijf dagen een politieke moord plaats!”
Maar eerst leidde de oorlog tot een algemene euforie onder de culturele elite dat Duitsland eindelijk één was geworden, zo laat u ook zien. Waardoor verdween dat gevoel?
„De meeste intellectuelen en schrijvers als Thomas Mann waren in de eerste maanden enthousiast over de oorlog. Eindelijk vormden alle Duitsers één Volksgemeinschaft , zo stelden ze vast. Velen onder hen zagen de oorlog ook als een strijd van de hoogstaande, organische Duitse cultuur tegen het platte, Angelsaksische materialisme. Maar de oorlog duurde veel langer dan verwacht en dit leidde tot grote problemen, zoals voedseltekorten en stakingen. Duitsland raakte opnieuw zeer verdeeld.”
Duitsland was vóór 1914 ook niet een extreem antisemitisch land. Pas door de oorlog verslechterde de positie van de Joden sterk, schrijft u.
„Een van de drijfveren om Sprong in het duister te schrijven is dat ik wilde begrijpen hoe het mogelijk was dat Joden na 1933 in Duitsland door de nazi’s werden vervolgd en ten slotte vermoord. In hoeverre heeft de Eerste Wereldoorlog daar iets mee te maken? Want wie in 1910 had moet voorspellen welk land dertig jaar later de Holocaust zou gaan organiseren, zou niet Duitsland hebben genoemd. Rusland was met zijn traditie van pogroms een veel waarschijnlijkere kandidaat.
„Natuurlijk bestond er voor 1914 in Duitsland wel antisemitisme, maar dat was vergelijkbaar met dat in de meeste andere West-Europese landen. Vóór de Eerste Wereldoorlog waren de meeste Joden goed geïntegreerd in Duitsland. Veel Joden meldden zich in augustus 1914 dan ook aan als vrijwilliger om het Duitse vaderland te verdedigen.
„Maar in de Eerste Wereldoorlog veranderde de houding in Duitsland tegenover de één procent Joden. Cruciaal hierin is het onderzoek dat het Pruisische ministerie van Oorlog in oktober 1916 begon naar het aantal Joden dat zich zou hebben onttrokken aan de militaire dienst. Dit bleek niet het geval, maar het kwaad was geschied: Joden werden bestempeld tot slechte vaderlanders en woekeraars die profiteerden van de oorlog. Later kwam daar nog de ‘dolkstootlegende’ bij: de nederlaag en de revolutie van 1918 zouden te wijten zijn aan het verraad van Joden en socialisten. De dolkstootlegende werd een vast onderdeel in Hitlers latere toespraken.”
Toch schrijft u dat het onduidelijk is waar Hitlers virulente antisemitisme vandaan kwam.
„Ja, dat blijft grotendeels een raadsel, ook al heeft hij natuurlijk het een en ander opgepikt in Wenen en tijdens de Eerste Wereldoorlog. Maar in februari 1919 liep hij nog mee in de stoet achter de baar van de vermoorde linkse, Joodse leider van de Beierse revolutie Kurt Eisner. Dat vind ik een bizar gegeven. Hij heeft een paar maanden later ook niet meegeholpen bij het neerslaan van de communistische radenrepubliek in München die meer dan 600 slachtoffers eiste. Pas als hij in de zomer van 1919 politiek propagandist van het leger wordt, begint hij over Joodse samenzweringen. Maar zijn antisemitische radicalisering is door gebrek aan bronnen nog steeds niet goed verklaarbaar.”
Wat is volgens u het verband tussen de Eerste Wereldoorlog en het Derde Rijk?
„De Eerste Wereldoorlog was een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde voor het latere nazisme: enerzijds zijn het ressentiment en geweld van de nazi’s ondenkbaar zonder WO I, maar aan de andere kant was de Weimarrepubliek niet tot ondergang gedoemd. Na de eerste rampzalige jaren na 1918 en de hyperinflatie van 1923 kende Duitsland zelfs een zekere politieke en economische stabiliteit. In 1928 haalden de nazi’s slechts 2,6 procent van de stemmen. Toeval kan een grote rol spelen in de geschiedenis. Begin oktober 1929, de maand waarin de internationale economische crisis begint, sterft de uitstekende minister van Buitenlandse Zaken Stresemann plots op 51-jarige leeftijd. Stel dat hij was blijven leven. Dan was het goed mogelijk dat hij in 1932 president van Duitsland was geworden, en niet Hindenburg, die Hitler in 1933 heeft benoemd tot kanselier. Uiteindelijk ging de republiek ten onder door de gevolgen van de economische crisis en de tegenwerking van de oude, conservatieve elite die Hitler in het zadel heeft geholpen.”
„Interessant is dat als de nazi’s eenmaal aan de macht zijn, ze vaak verwijzen naar de geest en eenheid van augustus 1914 uit de eerste maanden van de oorlog. Ze beloofden dat ze een einde zouden maken aan de verdeeldheid van de Weimarrepubliek en zouden zorgen voor een nieuwe, klassenloze maatschappij en een hechte Duitse Volksgemeinschaft. In dat opzicht loopt er een duidelijke lijn van 1914 naar 1933.”
Verdeeldheid was lange tijd een kenmerk van Duitsland, schrijft u. In de Bondsrepubliek Duitsland is die, na een nog ergere oorlog, ten einde. Hoe verklaart u het succes van de BRD?
„Anders dan de Weimarrepubliek beleefde de Bondsrepubliek al gauw een Wirtschaftswunder. Dat versterkte het vertrouwen in de democratie. Ook had West-Duitsland na de Tweede Wereldoorlog een reeks uitstekende bondskanseliers, te beginnen met Adenauer, die duidelijk voor integratie in het Westen koos. Maar Duitsland had nooit een stabiele democratie kunnen worden als die niet oude wortels had in de Duitse geschiedenis van vóór 1933, bijvoorbeeld in het Tweede Keizerrijk. Vergelijk het met Rusland. Daar heeft de democratie nauwelijks wortels door het eeuwenlange autoritaire tsarenbewind en zeventig jaar communistische dictatuur. Daarom is de democratie in Rusland na de ineenstorting van de Sovjet-Unie niet van de grond gekomen.”