Vandaag verschijnt de langverwachte Nederlandse vertaling van Capital, het ‘boek van het jaar’ waarmee de Franse econoom Thomas Piketty ongelijkheid weer op de kaart heeft gezet.
En dat was nodig, schrijft de Nederlandse econoom Robert Went in NRC Handelsblad (€). Economen besteedden tot voor kort nauwelijks serieus aandacht aan ongelijkheid. Went:
‘Zij negeerden lange tijd de verdeling van rijkdom, aldus Piketty, omdat ze de optimistische hypothese van de Russisch-Amerikaanse econoom Kuznets voor waar hielden dat ongelijkheid in landen die zich ontwikkelen eerst zal toenemen en daarna weer zal afnemen (de beroemde Kuznets-curve).’
Piketty, van wiens boek wereldwijd al 500.000 exemplaren zijn verkocht, zet daar in Kapitaal een ‘inmiddels wereldberoemde formule’ tegenover. De formule r > g. Went legt die formule als volgt uit:
‘Zolang het rendement op vermogen (r) hoger is dan economische groei (g) en vermogen (zeer) ongelijk is verdeeld, moeten we ervan uitgaan dat de ongelijkheid toe zal nemen.’
Het rendement op vermogen historisch is historisch gezien hoger dan de jaarlijkse economische groei. Daardoor groeit de ongelijkheid. De formule is volgens een Amerikaanse econoom zo simpel dat economen moeite hebben die te begrijpen.
De grote charme van Piketty’s Kapitaal in de 21ste eeuw is volgens Went dat het een economieboek is ‘zoals het bedoeld is’:
‘een combinatie van grote verhalen, theorie, data, voorbeelden en anekdotes. Hij vermengt economie, sociologie, politicologie en geschiedenis tot een pakkende mix van inzichten, hypotheses en trends.’
En dan laat Went de vele literatuurverwijzingen nog weg. Piketty maakt in zijn betoog veelvuldig gebruik van de negentiende eeuwse oeuvre van de Franse schrijver Honoré de Balzac (1799- 1850) en de Engelse schrijfster Jane Austen (1775-1817). Piketty schrijft in zijn inleiding:
‘We zien bijvoorbeeld dat films en boeken, in het bijzonder de negentiende-eeuwse romans, stampvol gedetailleerde informatie zitten over de levensstandaard en de rijkdom van de verschillende maatschappelijke groeperingen, en vooral over de diepgewortelde structurele ongelijkheid, de manier waarop die wordt gerechtvaardigd, en welke invloed dat op ieders leven had. Met name in het werk van Jane Austen en Balzac wordt een frappant portret geschilderd van de verdeling van de rijkdom in Groot-Brittannie en Frankrijk in de jaren 1790-1830.’
Het passage in Kapitaal waarin Piketty dit uitwerkt, pagina’s 486 tot en met 491, leest u hieronder.
Leesfragment uit Pikkety’s Kapitaal
De wereld van Balzac en Austen: een klassieke, op vermogen gebaseerde samenleving
Negentiende-eeuwse romanschrijvers gebruikten natuurlijk niet dezelfde termen als ik om de sociale organisatie van hun tijd weer te geven, maar ze beschreven wel dezelfde onderliggende structuur, namelijk die van een wereld waarin alleen iemand die een groot vermogen bezat, werkelijk de top kon bereiken. Het is opvallend dat de structuur van de ongelijkheid, de orden van grootte en de bedragen die nauwkeurig worden beschreven door Balzac en Austen volledig identiek zijn aan beide zijden van het Kanaal, ondanks de verschillende munten, literaire stijlen en plots. Zoals ik heb aangestipt in hoofdstuk 2, waren kenmerkende geldbedragen extreem onveranderlijk in de door Balzac en Austen beschreven wereld zonder inflatie, zodat de romanciers zeer precies konden definiëren hoeveel vermogen en inkomsten iemand nodig had om in stijl te leven en de middelmaat te overstijgen. In beide gevallen lag de materiële en psychologische grens ongeveer rond twintig- tot dertigmaal het gemiddelde inkomen van hun tijd. De personages van Balzac en Austen die het met minder moesten rooien, leidden een moeilijk leven zonder aanzien. De grens was makkelijk bereikbaar voor wie behoorde tot de 1 procent rijkste mensen (en bij voorkeur tot de bovenste 0,5 of zelfs 0,1 procent) in het Frankrijk of Engeland van de negentiende eeuw. Het ging om een stabiele, vrij omvangrijke groep in de samenleving, weliswaar een minderheid, maar voldoende groot om de structuur van die samenleving te bepalen en inspiratie te bieden voor een hele romanwereld.38 Wie enkel op een beroepsinkomen kon rekenen, had echter geen enkele kans om die grens te halen, hoeveel hij ook verdiende. Zelfs met een van de 1 procent (of 0,1 procent) best betaalde banen was het onmogelijk om zo rijk te worden.
In de meeste negentiende-eeuwse romans worden de onlosmakelijk met elkaar verbonden financiële, sociale en psychologische achtergronden van die tijd al op de eerste bladzijden geschetst, waarna er regelmatig naar wordt terugverwezen, zodat geen enkele lezer het onderscheid tussen de personages en het gewone volk uit het oog verliest en met name wordt herinnerd aan de financiële kengetallen die bepalend zijn voor hun levens, rivaliteiten, plannen en verwachtingen. In Vader Goriot wordt de ondergang van de grijsaard meteen al bij het begin duidelijk door het feit dat hij zich geleidelijk aan met steeds minder moest behelpen en uiteindelijk genoegen moest nemen met de smerigste kamer en het karigste voedsel van het pension van mevrouw Vauquer om te besparen op de vijfhonderd frank die hij jaarlijks nodig had voor zijn levensonderhoud (dit bedrag was ongeveer gelijk aan het gemiddelde jaarlijkse inkomen van toen, waarmee je volgens Balzac tot de bedelstaf was veroordeeld). De oude Goriot offerde alles op voor zijn dochters, die ieder een bruidsschat van 500.000 frank in de wacht sleepten en zich daarmee verzekerden van een jaarlijkse rente van 25.000 frank, of ongeveer vijftigmaal het gemiddelde inkomen: in Balzacs romans is dat de basiseenheid van vermogen, het symbool van echte rijkdom en een elegante levensstijl. Het contrast tussen de twee uitersten van de samenleving wordt zo op slag duidelijk gemaakt. Toch vergat Balzac niet dat er tussen diepe armoede en weelderige rijkdom allerlei middenposities bestaan, de ene iets beter dan de andere. Het kleine landgoed van de Rastignacs, in de buurt van Angoulême, bracht bijvoorbeeld een schamele 3000 frank per jaar op (of zesmaal het gemiddelde inkomen).
In de ogen van Balzac was de familie een typisch voorbeeld van verarmde lagere adel uit de provincie. De familie van Eugène kon bijvoorbeeld amper 1200 frank per jaar besteden om hem rechten te laten studeren in Parijs. In het betoog van Vautrin wordt het jaarloon van 5000 frank (of zes keer het gemiddelde inkomen) dat de jonge Rastignac zou kunnen verdienen als hij officier van justitie werd, wat hem veel inspanning zou kosten en lang niet zeker was, voorgesteld als een typisch middelmatig inkomen. Met dat voorbeeld illustreerde hij treffend dat studeren geen zoden aan de dijk zette. Balzac beschreef een samenleving waarin het minimale streven erin bestond een inkomen te verwerven dat twintig tot dertig keer of zelfs vijftig keer groter was dan het gemiddelde van toen, zoals de opbrengst van de bruidsschatten van Delphine en Anastasie, of idealiter honderd keer groter, zoals de 50.000 frank jaarlijkse rente die het vermogen van juffrouw Victorine zou opbrengen.
In de roman César Birotteau probeert het hoofdpersonage, de stoutmoedige parfumeur met dezelfde naam, ook om een vermogen van een miljoen frank in de wacht te slepen. Hij wil de helft van het geld voor zichzelf en zijn vrouw houden en de overige 500.000 frank als bruidsschat aan zijn dochter geven. Dat bedrag lijkt hem noodzakelijk om een geschikte huwelijkskandidaat te vinden en zijn toekomstige schoonzoon in staat te stellen het kantoor van notaris Roguin over te nemen. Zijn vrouw wil dat hij weer met beide voeten op de grond gaat staan. Ze probeert hem ervan te overtuigen dat 2000 frank rente per jaar volstaat voor hun pensioen en dat ze hun dochter ook kunnen uithuwelijken als ze maar over 8000 frank rente per jaar beschikt, maar César wil daar niet van weten. Hij wil namelijk niet eindigen als zijn partner Pillerault, die het met amper 5000 frank rente per jaar moet rooien nadat hij zijn zaken aan kant heeft gedaan. Om in weelde te leven, is twintig tot dertig keer het gemiddelde inkomen een minimum. Wie slechts kan rekenen op vijf tot tien keer dat gemiddelde, heeft maar net genoeg.
Aan de andere kant van het Kanaal zijn de orden van grootte volledig identiek. In Verstand en gevoel wordt de essentie van de plot (financieel zowel als psychologisch) neergezet in de eerste tien bladzijden, met name in de ijzingwekkende dialoog van John Dashwood en zijn vrouw Fanny. John heeft net het immense landgoed Norland Park geërfd, dat jaarlijks 4000 pond opbrengt, of meer dan honderd keer het gemiddelde inkomen van toen (dat in het Groot-Brittannië van de jaren 1800-1810 nauwelijks dertig pond per jaar bedroeg).41 Norland Park is een typisch voorbeeld van een zeer groot landgoed, het symbool van rijkdom in de romans van Jane Austen. Met een opbrengst van 2000 pond per jaar (of meer dan zestig keer het gemiddelde inkomen) voldoet het landgoed Delaford van kolonel Brandon volkomen aan wat in die tijd van een groot domein werd verwacht; in andere gevallen is 1000 pond per jaar meer dan genoeg voor een personage van Austen. John Willoughby kan met zijn 600 pond (twintig keer het gemiddelde inkomen) echter nog nauwelijks rijk worden genoemd, zodat de vraag rijst hoe de mooie, onstuimige jongeman erin slaagt om van zo’n schijntje op zulke grote voet te leven. Zijn schamele inkomen is wellicht ook de reden waarom hij algauw de aangeslagen en ontroostbare Marianne zal verlaten voor juffrouw Grey, met haar bruidsschat van 50000 pond (die elk jaar 2500 pond rente opbrengt, of tachtigmaal het gemiddelde inkomen), een bedrag dat – rekening houdend met de toenmalige wisselkoers – overigens bijna exact gelijk is aan het kapitaal van 1 miljoen Franse frank dat juffrouw Victorine in haar huwelijk meebrengt. Net zoals bij Balzac is een bruidsschat die half zo groot is, zoals die van Delphine en Anastasie, ruim voldoende. Juffrouw Morton, het enige kind van lord Norton, is met haar vermogen van 30.000 pond (met 1500 pond rente, of vijftigmaal het gemiddelde inkomen), een rijkelijk bedeelde erfgename en een felbegeerde kandidate voor alle schoonmoeders, te beginnen bij mevrouw Ferrars, die haar graag aan haar zoon Edward zou koppelen.
Al op de eerste bladzijden wordt het fortuin van John Dashwood geplaatst tegenover de relatieve armoede van de halfzussen Elinor, Marianne en Margaret, die samen met hun moeder genoegen moeten nemen met amper 500 pond rente per jaar (of 125 pond per persoon, nauwelijks meer dan het viervoud van het gemiddelde inkomen per inwoner), wat verre van voldoende is om de jongedames uit te huwelijken.Mevrouw Jennings, die dol is op roddelpraatjes over de hogere kringen van het platteland van Devonshire, herinnert hen daar trouwens om de haverklap gretig en onomwonden aan tijdens de vele bals, beleefdheidsbezoeken en concerten waarmee ze hun dagen vullen en waar ze vaak jonge, verleidelijke huwelijkskandidaten ontmoeten die helaas niet altijd blijven: ‘De bescheiden omvang van uw vermogen kan hen aan het twijfelen brengen.’ Net zoals in de boeken van Balzac moeten de romanpersonages van Jane Austen genoegen nemen met een eenvoudige levensstijl als ze slechts vijf of tien keer het gemiddelde inkomen hebben. Over inkomens rond het gemiddelde van dertig pond of nog minder wordt trouwens niet gesproken. Waarschijnlijk was dat ongeveer het loon van huisbedienden, en dus niet vermeldenswaardig. Wanneer Edward Ferrars overweegt om dominee van de parochie Deliford te worden voor 200 pond per jaar (zes tot zeven keer het gemiddelde inkomen), komt hij bijna over als een heilige. Hoewel hij die vergoeding aanvulde met de inkomsten van het schamele vermogen dat hij van zijn familie meekreeg als straf omdat hij beneden zijn stand was getrouwd, en met de karige rente van Elinor, zou het stel het niet ver schoppen, en iedereen was verbaasd dat ze zo verblind waren door de liefde dat ze met 350 pond per jaar een comfortabel leven hoopten te leiden.43 Het gelukkige en deugdzame einde mag de aandacht overigens niet afleiden van de kern van de zaak: door op aanraden van de onuitstaanbare Fanny te weigeren zijn halfzussen te helpen en een beetje van zijn onmetelijke vermogen met hen te delen, zoals hij zijn vader op zijn sterfbed had beloofd, veroordeelt John Dashwood Elinor enMarianne tot een onbeduidend leven vol vernederingen. Hun lot wordt volledig bezegeld met de ijzingwekkende dialoog waarmee de roman begint.
Aan het einde van de negentiende eeuw kwam hetzelfde soort financiële ongelijkheid voor in Amerika. In de roman Washington Square, die in 1881 werd gepubliceerd door Henry James en in 1949 meesterlijk werd verfilmd door William Wyler als The Heiress, is de plot volledig opgebouwd rond een misverstand over het bedrag van de bruidsschat. De conclusie is dat de gevolgen onverbiddelijk zijn en dat je je maar beter niet kunt vergissen. Catherine Sloper wordt door schade en schande wijs wanneer haar verloofde haar verlaat omdat haar bruidsschat maar 10.000 dollar rente per jaar opbrengt in plaats van de 30.000 dollar waarop hij had gerekend (of amper twintig keer het toenmalige gemiddelde inkomen in Amerika in plaats van zestig keer). ‘Je bent te lelijk,’ krijgt ze te horen van haar vader, een steenrijke en tirannieke weduwnaar, die wat doet denken aan prins Bolkonski en de manier waarop hij omgaat met prinses Maria in Oorlog en vrede. Soms worden ook mannen in een zeer lastig parket gebracht. In The magnificent Ambersons schetst regisseur Orson Welles de ondergang van de arrogante erfgenaam George, die op het hoogtepunt van zijn rijkdom 60.000 dollar rente per jaar opstreek (honderdtwintig keer het gemiddelde inkomen), voordat hij rond 1900-1910 aan lager wal raakte door de opkomst van de auto-industrie en uiteindelijk een baan moest nemen die 350 dollar opbracht, met andere woorden: minder dan het gemiddelde inkomen.
Thomas Piketty, Kapitaal in de 21ste eeuw. De Bezige Bij, 813 blz. € 34,90
Volgende week zal Thomas Piketty Nederland bezoeken. Op 5 november zal hij van 11:00-13:00 spreken met de leden van de vaste Kamercommissie Financiën van de Tweede Kamer. ‘s Avonds treedt hij op in Paradiso, waar hij zal worden geïnterviewd door journalist Joris Luyendijk. Die avond is al uitverkocht.