H&M heeft een malafide Indiase katoenspinnerij op een „zwarte lijst” gezet. Dat heeft het Zweedse kledingbedrijf gisteren laten weten in reactie op het rapport van de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (Somo).
In dit rapport staat dat modeketens als H&M, C&A, Primark en Replay stoffen gebruiken van spinnerijen in India waar sprake is van uitbuiting en dwangarbeid. De westerse bedrijven kopen de stoffen niet zelf, dat doen hun leveranciers, Bengaalse textielfabrieken.
H&M erkent dat een van zijn leveranciers in Bangladesh bij een omstreden spinnerij garen had besteld voor de productie van H&M-kleding. De betreffende fabriek bleek „niet bereid op een transparante manier samen te werken met H&M”. „Onze leveranciers mogen geen garen meer kopen van deze spinnerij.”
Het Nederlandse C&A zegt desgevraagd dat het de situatie in de spinnerijen wil verbeteren. Pas als dat bij herhaling niet lukt, zal C&A de samenwerking beëindigen.
Sinds vorig jaar in Bangladesh een grote kledingfabriek instortte, waarbij 1.130 mensen om het leven kwamen, is er veel aandacht voor veiligheid in de kledingindustrie in dat land. Westerse kledingbedrijven controleren echter vaak alleen hun directe leveranciers, zegt Somo, en vergeten de tweede schakel in de keten, de spinnerijen. Terwijl daar van alles mis is.
De stichting onderzocht de arbeidsomstandigheden in vijf Indiase textielfabrieken. Na interviews met 150 textielarbeiders constateerde Somo dat de werknemers, vooral tieners en jonge vrouwen, gedwongen lange werkdagen maken voor lage lonen. Hun werkweken bedragen 54 tot 72 uur. Soms krijgen ze slechts tien minuten pauze per dag. De arbeiders werken volgens Somo als „moderne slaven”: ze slapen in een hostel van het bedrijf en mogen het fabrieksterrein nauwelijks verlaten.