Premier Shinzo Abe heeft er nooit een geheim van gemaakt het onnodig te vinden zich steeds maar weer te verontschuldigen voor het Japanse oorlogsverleden. Ook niet voor het misbruik van de ‘troostmeisjes’, de grote groep vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog door Japanse militairen in bezet gebied tot seks werden gedwongen.
Als premier houdt hij formeel vast aan het historische excuus uit 1993 van de toenmalige kabinetssecretaris Yohei Kono. Daarin werd erkend dat het Japanse leger vrouwen tot seks had gedwongen. Volgens schattingen ging het om zo’n 200.000 vrouwen uit allerlei landen, waaronder China en Zuid-Korea, en ook Nederland.
Maar de laatste maanden hebben Abe en zijn politieke medestanders de Kono-verklaring bewust uitgehold, waardoor die volgens overlevende troostmeisjes en hun nabestaanden aan betekenis heeft ingeboet.
Abe ging ditmaal subtieler te werk dan toen hij in 2006 voor het eerst premier werd. Toen bond hij meteen de strijd met de Kono-verklaring aan. In 2007 gaf zijn kabinet een verklaring uit dat er geen documentatie bestond die aantoonde dat het Japanse leger of de overheid vrouwen tot seks gedwongen had. Daarmee ontketende Abe een internationale storm van protest, die bijdroeg aan zijn vroegtijdig aftreden.
Geheime onderhandelingen
Toen hij eind 2012 wederom premier werd, was de veronderstelling dat Abe zijn lesje had geleerd en zich zou toeleggen op het versterken van de Japanse economie. Die hoop vervloog eerder dit jaar. Abe liet een nieuw onderzoek uitvoeren naar de Kono-verklaring. Dat concludeerde weliswaar dat de feiten over de troostmeisjes klopten, maar het onthulde ook dat de verklaring tot stand was gekomen na geheime onderhandelingen met Zuid-Korea. Revisionisten sprongen hier als aasgieren op. De Kono-verklaring was een politiek besluit geweest, zeiden zij, geen erkenning van officiële verantwoordelijkheid.
Het echte startschot voor Abes nieuwe campagne tegen het excuus volgde in augustus. Het invloedrijke dagblad Asahi Shimbun besloot alsnog een reeks artikelen uit de jaren 80 en 90 in te trekken over Seiji Yoshida, die beweerd had getuige te zijn geweest van gedwongen prostitutie door het Japanse keizerlijke leger. Hoewel historici al lang geleden de onjuistheid van Yoshida’s verklaringen hadden aangetoond, had de krant dit nooit officieel aanvaard. Asahi’s verlate erkenning was koren op de molen van de revisionisten, inclusief Abe.
De revisionisten negeren alle andere rapporten over troostmeisjes, ook de verklaringen van de slachtoffers zelf, en beweren schaamteloos dat alle buitenlandse beschuldigingen over de troostmeisjes gebaseerd zijn op de Asahi-berichtgeving. Eerder deze maand beschuldigde Abe de krant ervan het internationale imago van Japan te hebben geschaad. „Veel mensen werden gekwetst, verdrietig en boos door de onjuiste verslagen van Asahi”, zei hij. „Het schaadde ons aanzien in de hele wereld.”
De regering greep het intrekken van de Asahi-artikelen zelfs aan de Verenigde Naties te vragen een rapport over troostmeisjes uit 1996 te herzien. Het verzoek werd terstond afgewezen door de opsteller, Radhika Coomaraswamy, een voormalige speciale VN-rapporteur voor geweld tegen vrouwen. Ze wees erop dat het rapport vooral berustte op de getuigenissen van „een groot aantal van de troostmeisjes” en dat de getuigenis van Yoshida geen grote rol speelde in haar conclusie.
Bezoek Willem-Alexander
De revisionisten vielen bovendien een motie uit 2007 aan waarin het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden Japan opriep de kwestie van de troostmeisjes „officieel te erkennen, en zich op een duidelijke en ondubbelzinnige wijze te verontschuldigen”. Ook Nederlandse nabestaanden hopen dat koning Willem-Alexander hun leed zal aansnijden tijdens zijn vandaag begonnen bezoek aan Japan.
Abe bleek bovendien al enige maanden voor zijn aantreden Japanse onderwijsambtenaren ervan langs te hebben gegeven. Ze hadden een schoolboek goedgekeurd dat van het „gedwongen werven” van troostmeisjes sprak. Hij verwees naar zijn verklaring uit 2007 dat de vrouwen niet gedwongen waren geweest. „Waarom is mijn officiële regeringsverklaring genegeerd”, vroeg hij dreigend. Eerder deze maand zinspeelde een adviseur van Abe zelfs op een nieuwe proclamatie, die de Kono-verklaring „ontkracht”.
Vooral China en Zuid-Korea verbergen hun ongenoegen niet. Een zegsman van het Zuid-Koreaanse ministerie van Buitenlandse Zaken zei: „Hoe hard de Japanse regering ook probeert de ware aard van de troostmeisjes-kwestie te verdraaien en wandaden uit het verleden te bagatelliseren of te verbergen, ze zal nooit in staat zijn de geschiedenis te vergoelijken.”