Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

Kranten

Pleur op met jullie langoustines en biosmoothies

Er is niets Rotterdams aan die nieuwe Markthal, volgens Zihni Özdil en Arjen van Veelen. Talloze Rotterdammers hebben geen geld voor smoothies en penthouses. Maar die luxeartikelen worden wel verkocht met hún zogenaamde authenticiteit.

Oogstmarkt bij het Deliplein in Rotterdam. Foto CMR
Oogstmarkt bij het Deliplein in Rotterdam. Foto CMR

Zelden werd een vastgoedproject met zoveel unanieme jubel onthaald als de Markthal in Rotterdam. „Prachtig en gedurfd”, „een Sixtijnse kapel”, nee, „de Sagrada aan de Maas!”. Had Rotterdam er soms een Parthenon bijgekregen? Een Taj Mahal? Nee, er was een winkelcentrum gebouwd — en zelfs de meest kritische journalisten vielen in katzwijm.

Wij vinden de Markthal ook mooi, héél mooi zelfs. We durven trouwens niet anders zeggen, gezien die strak geregisseerde vreugde over dit wereldwonder. Nee. Hooguit vinden we het gebouw ogen als een grijze opslagloods. En van binnen wekken de smalle paadjes claustrofobie op. Maar hé, smaken verschillen. En bovendien: dit stuk gaat over iets anders dan esthetiek.

We zijn allebei in Rotterdam opgegroeid. Als kind moesten we met onze moeders mee naar de markt, om te helpen sjouwen. Een half uur omfietsen, of een stuk met de tram — pure noodzaak, omdat je bij dat ene kraampje een kilo aardappelen voor een dubbeltje goedkoper kreeg. Dat was de markt voor ons, en dat is hij nog steeds voor veel Rotterdammers: een plek waar je goedkoop boodschappen doet.

Kathedraal voor de hipstergeneratie

De Markthal is helemaal geen markt, ook al zit dat woord in de naam. Het is exact het omgekeerde. Het is een kathedraal voor de hipstergeneratie en de neoliberale tijdgeest. Je rijdt er voor om als je juist duur wilt shoppen. De uitbaters van de kraampjes (excuus, de ‘versunits’) zijn geen marktkooplui maar vooral franchises, winkelketens of snelle hipsterboys die de gebakken lucht van ‘ambachtelijkheid’ en ‘lokaal’ verkopen.

In de Markthal kost een kilo tomaten vier euro, al snel een whopping acht keer zo duur als op de echte markt. Je kunt er ook terecht voor veganistische groentesmoothies à 8,50 euro en te dure koffie van bonen met ingewikkelde namen en biologisch-organische bullshit. Die kun je er dan uitplassen in de plee (sorry, „een prettige toiletervaring”), voor 70 cent.

„De Markthal is er voor iedereen”, is de mantra van de ontwikkelaars. Gelul. In praktijk lijkt de hal een parodie op een hipsterenclave of een yuppie-utopia. Het is alleen geen grap. Of zoals een van de Markthal-slagers met een tandpasta-glimlach en een kakkineuze aardappel in de keel op tv zei: „De prijs voor mijn vlees is gerechtvaardigd, want dit vlees tilt uw keuken naar een hoger niveau.” Laurens Sloot, hoogleraar ‘retail’, beweerde doodleuk dat het concept past in de trend van „voedsel dichter bij de mensen brengen”.

De goeie wetenschappelijke term is hier: schaamteloze gentrificatie. Avocado’s voor de 1 procent, smoothies voor de happy few: je hoeft geen marxist te zijn om te zien dat dit zaakje stinkt.

De Markthal is zogenaamd echt Rotterdams. Zo kun je er ‘Rotterdamsche Oude’ kaas kopen. Architect Winy Maas zei tegen The Guardian dat Rotterdam een stad is met veel arbeiders; daarom was de hal lekker volks. Mind you, de goedkoopste appartementen in dit winkelcentrum kosten 249.000, de duurste woning 1,7 miljoen euro. In de folder van de projectontwikkelaar: „Vandaag liever langoustines of juist sardientjes? Je zegt het maar!”, en : „Zo heerlijk aangenaam kan jouw leven zijn.” Voor omwonenden is die hal een tantaluskwelling.

Pal naast de hal, op de Blaak, zit al decennia een echte markt, met honderden kraampjes. Bang voor concurrentie zijn ze niet: de mensen die hier komen kunnen die Markthalprijzen toch niet betalen. In de Markthal was plek voor 96 ‘units’. De bedoeling was dat een derde daarvan echte, authentieke marktkooplui zouden zijn. Maar de huur is veel te hoog. Van de 96 units zijn er maar vijf door marktkooplui bezet. En slechts drie daarvan komen uit Rotterdam. Niks markt. Niks lokaal.

‘Ja, maar het is goed voor de héle buurt als er rijkere mensen komen wonen en shoppen’, is dan altijd het argument. Flauwekul, blijkt keer op keer: de oorspronkelijke bewoners moeten noodgedwongen vertrekken, want ze kunnen de penthouses en biosmoothies niet betalen. Hun problemen nemen ze mee naar een andere wijk.

Het is daarom een wrange grap dat in het pr-materiaal de Markthal (gretig overgenomen door de media) vergeleken werd met beroemde overdekte markten. Zoals La Boqueria in Barcelona, die al eeuwen bestaat, innig vergroeid met de wijk, met families die al generaties lang ondernemen. Terwijl er in de Markthal voor Rotterdamse marktkramen geen plaats is.

Bijnamen uit de reclamefolder

Alleen de vunzige pretentie is over. „Trotse Rotterdammers verzinnen bijnamen voor imposante Markthal”, kopte De Telegraaf bijvoorbeeld. Verschillende kranten hadden het over „de volksmond” — beter gezegd: de pr-machine. „Het kunstwerk wordt nu al de ‘Sixtijnse Kapel van Rotterdam’ genoemd”, schreef Vice. Die bijnaam komt rechtstreeks uit de reclamefolder van de Markthal. On-Rotterdamser kan bijna niet. Maar de media hapten: van The Guardian tot de NOS, van de Huffington Post tot vakblad De Ingenieur, ze namen allen de tekst klakkeloos over.

De Markthal is flink gepromoot door Rotterdam Partners, zoals deze krant woensdag schreef. Dat is een marketingbureau met 7 miljoen subsidie. Ze nodigden 43 internationale kwaliteitskranten uit voor een snoepreisje naar Rotterdam. Hun juichstukjes werden vervolgens weer gebruikt als objectieve, spontane recensies, want wat het buitenland zegt, is waar.

Is er dan niks Rotterdams aan de Markthal? En is het soms geen Sixtijnse Kapel? Absoluut wel. Alleen op een heel andere manier.

Verpakt als spirituele ervaring

De laatste vijftien jaar verkocht Rotterdam zichzelf meer en meer aan de vastgoedsector. Er is nauwelijks reële inspraak van bewoners, laat staan arme bewoners. Integendeel. Het wegpesten van arme mensen is al ruim tien jaar een Rotterdams speerpunt. De ironisch getitelde ‘Rotterdamwet’ probeert sinds 2005 lage inkomens te weren uit de voor de vastgoedsector aantrekkelijke binnenstad. Iets doen aan de ‘afwezigheid van hoge inkomens’, heet dat dan. Wie niet bijdraagt aan winstmaximalisering kan lekker opzouten. Worden ze vanzelf minder arm van. Intussen verrijst het ene na het andere onbetaalbare wooncomplex.

Deze Rotterdamse oorlog tegen armen heeft een spoor van vernieling achtergelaten. Van de vier grote steden in Nederland is Rotterdam het armst. Rotterdam heeft het hoogste aantal lage inkomens en de meeste werklozen. Dat zijn de echte Rotterdammers. Voor hen geen smoothies en penthouses. Maar die smoothies en penthouses worden wel verkocht met hún zogenaamde authenticiteit.

Van dat beleid is de Markthal een prachtig symbool: een historische clusterfuck van gentrificatie, segregatie, en neoliberalisme; van nep-authenticiteit, braaf gepapegaaid door eerbiedige journalistiek. Een ordinaire sjopping mall, verpakt als spirituele ervaring — Sixtijnse Kapel is geen slechte bijnaam.