Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Ontwikkelingshulp

Suriname is nog niet gewoon

Het past in de categorie ‘bijvangst’ van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties die vorige week in New York werd gehouden. Nederland en Suriname gaan hun diplomatieke betrekkingen normaliseren. Tijdens een ontmoeting met minister Timmermans (Buitenlandse Zaken, PvdA) in New York zei zijn Surinaamse ambtgenoot Winston Lackin dat Suriname van plan was de status van de Nederlandse zaakgelastigde in Paramaribo op te waarderen tot die van ambassadeur. Tevens zal Suriname in Den Haag weer door een ambassadeur worden vertegenwoordigd.

Het gaat hierbij om een Surinaams initiatief. Suriname verlaagde in 2012 het niveau van de betrekkingen en het was dus ook aan dat land om hier weer verandering in aan te brengen. Toch mag van minister Timmermans wel wat meer uitleg worden verwacht dan alleen de mededeling dat dit „een stap in de goede richting is”.

Het Surinaamse besluit om de status van de betrekkingen te verlagen was een reactie op een actie van Nederlandse zijde. Nadat het Surinaamse parlement een omstreden amnestiewet had aangenomen waardoor verdachten van de Decembermoorden uit 1982 niet meer konden worden vervolgd, riep toenmalig minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken (VVD) de Nederlandse ambassadeur in Paramaribo terug voor overleg. Tevens werd de nog resterende ontwikkelingshulp aan Suriname opgeschort. Tegelijk probeerde Nederland binnen de Europese Unie draagvlak te vinden voor een scherpere opstelling tegenover Suriname.

De amnestiewet, indertijd de directe aanleiding voor de Nederlandse onvrede, is nog altijd niet ingetrokken. Wel bevindt de wet zich sindsdien in een vacuüm omdat het nog niet in werking getreden Constitutioneel Hof zich er nog over moet uitspreken. Bovendien bestaat sinds begin dit jaar onduidelijkheid over de reikwijdte van de wet. Toen sprak het Hof van Justitie in Suriname namelijk uit dat het proces tegen één van de verdachten van de Decembermoorden toch kon worden voortgezet. De vraag is nog altijd of hier precedentwerking vanuit gaat en andere verdachten, onder wie president Bouterse, alsnog vervolgd kunnen worden.

Er is dus sprake van een onheldere situatie, waarbij de factor tijd voorlopig in het voordeel van de verdachten van de Decembermoorden is. Om in deze nog onheldere situatie de draad weer gewoon op te pakken in de relatie met Suriname is een stap die niet zonder betekenis is.

Iets minder gretigheid van Nederlandse zijde is op zijn plaats. Nederland draagt vanwege het koloniale verleden immers een bijzondere verantwoordelijkheid voor Suriname.