Te vroeg gejuicht. Een nieuwe kaart van de verdeling van het stof in onze Melkweg lijkt de eerder dit jaar met veel enthousiasme onthaalde meetresultaten van een telescoop op Antarctica volledig onderuit te halen. Deze telescoop zou sporen hebben waargenomen van de vroegste uitdijing van het heelal. Dit is goed voor een Nobelprijs, werd alom gezegd.
Maar de nieuwe kaart laat zien dat het hemelgebied dat met dit instrument is onderzocht veel stofrijker is dan werd aangenomen. Dat stof heeft de metingen van de trillingen van de oerknal waarschijnlijk ernstig verstoord. De kaart verscheen vorige week op arXiv en wordt vandaag gepubliceerd in Astronomy & Astrophysics.
In maart maakte een team van Amerikaanse wetenschappers bekend dat een speciale radiotelescoop op Antarctica, de BICEP2, een bijzonder signaal had gedetecteerd in de zogeheten kosmische achtergrondstraling. Deze zwakke ‘ruis’ ontstond kort na de oerknal – bijna 14 miljard jaar geleden – als extreem energierijke straling, maar is door de uitdijing van het heelal inmiddels sterk afgezwakt.
Niet lang na de bekendmaking rezen er twijfels over de vermeende detectie. Nu blijkt uit gegevens, die zijn verzameld met de zogenoemde Planck-satelliet, dat die twijfel terecht was. Planck heeft tussen 2009 en 2013 de kosmische achtergrondstraling over de hele hemel in kaart gebracht. En uit die gegevens blijkt dat er meer galactische stof aanwezig was in het stukje hemel dat BICEP heeft waargenomen, dan de onderzoekers destijds dachten.