Sarah Moeremans loopt rond in een bruine stofjas. Op de achterkant staat de naam van haar gezelschap: Moeremans&Sons. De werkmansoutfit is een uiting van de zelfwerkzaamheid van de groep. De nieuwe acteur, verkondigt Moeremans, houdt zich niet alleen bezig met zijn eigen spel. Bij Moeremans&Sons doet een actrice de pr, een ander de boekhouding. Autarkisch zijn is het ware culturele ondernemen, aldus de Vlaamse regisseuse.
Welkom in de wereld van Sarah Moeremans. Waar regisseuse en acteurs gekleed gaan als magazijnbediendes, maar waar ook theatervoorstellingen anders dan anders zijn. Onconventioneel. Vernieuwend. Tegendraads. Ongrijpbaar, terwijl er toch veel te lachen valt.
Dat liet Moeremans al eerder zien bij het Noord Nederlands Toneel, in radicaal-ironiserende bewerkingen van stukken van Ibsen, die ze Crashtests doopte. En bij haar eigen groepje jonge honden met wie ze nu een derde voorstelling maakt, Shoot the Messenger. Voor haar eigenzinnigheid en nieuwe ideeën ontving de 35-jarige Moeremans onlangs de Erik Vos Prijs, die wordt toegekend aan een ‘talent dat bouwt aan een eigen artistieke signatuur’.
Haar andere kant is dat ze ook ambachtelijk regiewerk in opdracht doet, zoals dit seizoen Een pure formaliteit bij Orkater, waar ze grootheden Pierre Bokma en Porgy Franssen regisseert. Dat is voor haar de oude wereld, niet de toekomst. „Die oude wereld is leerzaam. De nieuwe wereld is spannend en noodzakelijk.”
Het door Moeremans geschreven en geregisseerde Shoot The Messenger gaat donderdag in première. Afgelopen donderdag was er een try-out die een indruk gaf van hoe het stuk eruit gaat zien. Shoot The Messenger is een voorstelling over een voorstelling die niet doorgaat. Het ontevreden publiek roert zich. Dat zijn de acteurs onder ons op de tribune. Op het podium gebeurt niets, maar de klagende toeschouwers vinden elkaar en voeren een gesprek dat alle kanten opschiet. Er wordt snoep uitgedeeld en tussendoor zijn er momenten van stilte waarop we wachten op wat komen gaat, hoopvol wachten.
Wat we zien is de breekbare opbouw van een gesprek tussen vreemden. Zonder plot, maar wel met een chronologische handeling: een performance, een statement, satire. Waar je even goed gebiologeerd naar kijkt en luistert. Ironisch is hoe een acteur het publiek vooraf op zijn gemak stelt: wat het gaat zien is „geen theater dat schuurt, geen rock-’n-roll, niet anti. We willen u geen gedachte laten denken die u niet zelf al gedacht heeft en we willen u niet bang maken.”
Moeremans: „In deze voorstelling vormen individuen een gelegenheidsgemeenschap. Die bijna vreemden raken licht vertrouwd met elkaar, omdat dingen anders gaan dan gepland. Ze beklagen zich, verzoenen zich, sturen bij, zijn contradictoir en onlogisch, en bepalen uiteindelijk hun eigen logica. Het zouden ook holbewoners kunnen zijn die naar een bliksemschicht kijken. Er gebeurt iets wat ze niet begrijpen en waar ze geen vat op hebben. Waar ze dus al chitchattend en roddelend controle over denken te krijgen. Dat lukt, want de gedachte dat ze hun situatie begrijpen, geeft rust en acceptatie.”
Wie deze ‘toeschouwers’ zijn, blijft ongewis. Het zijn geen afgeronde personages met een herkenbaar karakter. Moeremans: „In het script hebben ze geen namen, alleen nummers. Ze zijn een verzameling zinnen, maar in wat ze zeggen zijn ze niet consequent. Ik wil nooit praten over ‘iemand die zus en zo is’. Ik ken die ‘iemand’ niet. Ik ken mezelf amper. Ik ben ook zeer inconsequent en onlogisch. In dit stuk zegt iemand: ‘Suiker is gif’. En dan drie zinnen later doodleuk: ‘Ja maar ik zie suiker niet als gif of kanker ofzo’.”
Wat Moeremans daar interessant aan vindt, is dat ze zulke inconsistenties geen dramatische gevolgen geeft. „Zo praten mensen. Ze spreken zichzelf vaak tegen. Maar dat hoor of zie ik nooit in het theater, want daar moet inconsistentie altijd een dramatisch gevolg hebben. Personages zie je egaal evolueren.”
Wat haar ‘nummers’ ofwel personen gemeen hebben, is dat ze open zijn, en veranderingsgezind, zegt Moeremans. Kortom: ze weerspiegelen de moderne, ruimdenkende theaterbezoeker. Maar ze hebben ook eisen: „Ze komen consumeren.” In dit geval kunst. Ja, theaterbezoekers verwachten iets. Maar wat? En waarom? Die kwestie is steeds een thema in de voorstellingen van Moeremans.
„Men vraagt zich af waar kunst voor dient, maar moet kunst ergens voor dienen? Als de bezoeker confrontatie van kunst verwacht, confronteert het dan nog werkelijk? Kunst wordt versmoord door aan de verwachtingen te voldoen. Als we precies allemaal weten waarom we theater maken, dan kunnen we er beter mee stoppen.”
Is dat niet te simpel geredeneerd?
„Als ik weet dat het doel van kunst ontroering is, vind ik er niks meer aan. Ik denk dat er tijdloze vragen zijn, ik denk niet dat er tijdloze thema’s zijn. Dat is een groot verschil. Theater wordt nog steeds gezien als een spiegel van onze samenleving, maar toch zijn er vooral voorstellingen over jarenvijftigproblemen. Ik zie vaak wat ik al weet: dat macht corrumpeert, dat liefde een houdbaarheidsdatum heeft, dat vanaf een bepaalde leeftijd conflicten vormen van liefde zijn, dat mensen slecht met elkaar kunnen communiceren.”
Is het niet aan elke kunstenaar om zulke waarheden op een nieuwe manier te vertellen, die toch verrast?
„Maar ik wil geen nieuwe manier, ik wil een nieuw verhaal.”
Welk verhaal?
„Een van de grote vragen die aan deze voorstelling vooraf gingen, was waarom we zo’n moeilijke verhouding hebben met toeval. En waarom het onverschilligheid wordt genoemd als je toeval accepteert. In onze cultuur is er weinig ruimte voor toeval. Waarom ga je dood? Toevallig. Jij ziek? Toevallig jij. We leven in een cultuur waarin – ondanks dat god al zolang dood is – ‘zomaar’ niet bestaat. De combinatie van de erfenissen van de American dream en het christendom maken ons dat moeilijk. Mensen beschouwen het toeval als oneerlijk. Terwijl veel van wat in de wereld gebeurt niks met oneerlijkheid heeft te maken.”
Hoe zien we dit terug in de voorstelling?
„De personages proberen alles logisch te maken. Zo verklaren ze zelfs dat ze op goed moment allemaal snoepjes in een pot staan te spuwen. Terwijl het zo logisch niet is. Maar die redenering komt voort uit hun obsessie met controle. Iets wat je in onze cultuur terugziet. In de voorstelling wordt logica de nieuwe opium voor het volk genoemd. Logica is hét vervangmiddel van de religie.´
Is het niet logisch dat mensen naar logica zoeken?
„In de westerse wereld wel. Maar het is niet per definitie een menselijke eigenschap. Ik wil veranderen wat de schijn heeft nooit te kunnen veranderen en nadenken over de vraag waarom logica zo’n belangrijke rol heeft.”
Maakt logica ons niet tot denkende mensen, waardoor we ons prettiger voelen?
„Dat doet alcohol ook. En drugs en religie ook. Tussen het geluk dat iemand kan ervaren door devoot in iets te geloven of het geluk dat de orde van de logica met zich meebrengt, zie ik geen verschil.”
Laat u toeval ook toe in uw werkwijze?
„Enigszins. Elke dag spelen de acteurs een andere rol. Alle acteurs kunnen vier rollen spelen. Er zijn zeven spelers, waardoor er ook elke dag een acteur niet aan de beurt is. Door van rol te wisselen krijgen acteurs gesprekken die ze anders nooit hebben.”
Critici loven uw spelregie. Hoe werkt u met uw acteurs?
„Acteurs zijn mijn enige vehikel. Wat ik aan acteurs zo magisch vind, is dat ze zo oncontroleerbaar zijn. Je kunt afspraken maken, maar het blijven levende wezens.
„Ik ben geen goed psycholoog, eerder een soort laborant. Het is eindeloos proefjes doen. In deze voorstelling: kunnen we figuren creëren die inconsequent zijn en geen zin zonder taalfout spreken? Maar die wel archaïsch en bloemrijk spreken? Want we willen graag poëtisch lijken, maar de banaliteit van het leven is dat ik niet praat in regels van Shakespeare.”
Probeert u acteurs uit te lokken?
„Nee, ik heb van tevoren wel een idee over de code die we moeten hanteren. Wat de spelgeheimen zijn, hoe we dat spel spelen en hoe het eruit zal zien.”
Spelgeheimen?
„Het spelgeheim van Polonius is dat hij de hoofdrol wil, en daarom zo breedsprakig is. De acteur mag zijn heimelijke doel, zijn spelgeheim, nooit verraden. Dat kan bijvoorbeeld zijn dat ik op het einde van de voorstelling liggend wil belanden boven op die bal links op het podium, met mijn armen wijd als een soort christus. Dan ga ik de voorstelling lang neigen naar dat ding, zonder er te geraken. Want je wilt niet dat het opvalt. Maar het publiek denkt wel: oe, dat is een onrustig wezen. Dus ik vraag nooit: speel onrust.”
Humor en satire zijn belangrijke stijlvormen in uw werk.
„Satire is een vorm waarin ik me vind. De tragikomedie is de vorm die mijn leven kent, dus ook mijn theater. Met een grap kan ik beter zeggen wat ik wil en beter bij de toeschouwer doordringen. En anders verveel ik me steendood. Humor is belangrijker dan seks. Als ik schrijf denk ik: een paar blote vrouwen schrappen en een paar grappen erin!”