Door de crisis staan onze welvaart en de werkgelegenheid al vijf jaar onder druk. Het bestrijden van de werkloosheid is dan ook prioriteit nummer één. Daarom heb ik op Prinsjesdag extra maatregelen aangekondigd. Bovenop het aanzienlijke pakket maatregelen dat er al lag. Het is namelijk helemaal niet zo vanzelfsprekend dat we zomaar terugkeren naar de lage werkloosheid van voor de crisis.
Vroeger dachten we door de vergrijzing iedereen heel hard nodig te zullen hebben op de arbeidsmarkt. Nu begint het tot ons door te dringen dat er misschien juist veel werkgelegenheid kan verdwijnen. Door de snelle opkomst van robots en andere technologie kan de toekomst er drastisch anders uit gaan zien dan het heden.
In veel landen raakt de welvaartswinst van technologie steeds schever verdeeld. Het zijn vooral kapitaalbezitters en de hoogste inkomen die profiteren van de toegenomen welvaart. Het deel van de welvaart dat bij gewone werknemers terecht komt daalt en de lonen aan de onderkant staan onder druk. Die steeds schevere verdeling baart mij zorgen. De achterblijvende lonen zijn ook een teken dat de snelle technologische ontwikkelingen leiden tot de gevreesde teruglopende vraag naar arbeid.
Een voorbeeld: vroeger moest een Amazon-medewerker het magazijn in om een bestelling bij elkaar te zoeken in de schappen. Nu brengt een zogeheten Packbot de juiste schappen naar de medewerker. De omzet per medewerker is drie maal zo hoog als in de reguliere detailhandel. Of scherper gezegd: de werkgelegenheid per verkocht artikel is drie maal zo laag.
Robots zijn niet eens de belangrijkste technologische ontwikkeling. Minstens zo relevant zijn de opkomst van kunstmatige intelligentie, snellere internetverbindingen en de smartphone. Dit opent een scala aan nieuwe toepassingen. Dan denk ik bijvoorbeeld aan Airbnb en de invloed daarvan op de werkgelegenheid in hotels.
Hoewel ik een rasoptimist ben moet ook ik toegeven dat het scenario dat robots zullen leiden tot vooral technologische werkloosheid zeker niet ondenkbaar is. Laten we bij wijze van gedachte-experiment eens nagaan wat dit betekent. Stel dat robots steeds geavanceerder en goedkoper worden, en daardoor een groeiend deel van het werk kunnen overnemen dat nu wordt verricht door de middenklasse en de onderkant.
Bedrijven zouden massaal overstappen op de nieuwe technologie en hun productiviteit sterk verhogen. De rijkdom die dit veroorzaakt komt vooral terecht bij de profiterende kapitaalbezitters. De eigenaren van de robots. En ook de hoog opgeleide werknemers profiteren. Hun vaardigheden zijn nodig om robots goed te laten functioneren. Ze zijn complementair aan de robots. Maar modale werknemers en werknemers aan de onderkant zouden de dupe zijn. In de concurrentie met robots zien zij hun lonen dalen; geen werkgever biedt ze nog een vast contract. Naarmate robots beter en goedkoper worden, zakt de loonwaarde van modale werknemers tot onder het minimumloon – er heerst technologische werkloosheid.
Maar zover is het nog niet. Al komen de uitkomsten uit dit gedachte-experiment angstaanjagend overeen met dingen die we ook nu al om ons heen zien. De afgelopen twintig jaar is het arbeidsinkomen als percentage van de welvaart bijvoorbeeld afgenomen, ten gunste van de kapitaalbeloning. In ontwikkelde economieën daalde de arbeidsinkomensquote – het deel van het nationaal inkomen dat bestaat uit beloning voor werk – van 66 tot 62 procent. Tegelijk nam het loonaandeel van de 1 procent best betaalden toe met 20 procent, vooral door gestegen beloningen voor topmanagers. Het loon van een modale werknemer bleef door deze ontwikkelingen achter. De productiviteit groeide tussen 1999 en 2011 twee keer zo hard als het modale loon.
De technologische ontwikkeling uit zich vooralsnog niet in een hogere werkloosheid, maar al wel in een geringere beloning van werknemers, een schevere inkomensverdeling en minder inkomenszekerheid. Extreme ongelijkheid is niet alleen economisch schadelijk, maar ook maatschappelijk ongewenst. Filosoof John Rawls definieert de optimale samenleving als de samenleving die je zou kiezen, als je vooraf niet weet op welke plek binnen die samenleving je terechtkomt. En dat is wat mij betreft geen samenleving waar de helft van de rijkdom terecht komt bij een kleine elite van kapitaalbezitters en supermanagers.
Wat kunnen we in Nederland doen om ons voor te bereiden op de onzekerheden van de toekomst? Nederland is een open en ontwikkelde economie, die altijd heeft weten te profiteren van technologische vooruitgang. En dat moet ook zo blijven. We kunnen geen robotvrij eiland worden in Europa. Nederland moet het hebben van kwaliteit. We moeten dus geen internationaal marktaandeel willen behouden door werknemers steeds minder te betalen en steeds minder zekerheden te bieden. Dat geldt voor de concurrentie met lagelonenlanden, en dat geldt evengoed voor de concurrentie met robots.
Kwaliteit van arbeid begint bij kwaliteit van onderwijs. De Nederlandse econoom Jan Tinbergen realiseerde zich als eerste dat ongelijkheid de uitkomst is van de race tussen onderwijs en technologie. Als het onderwijs achterblijft bij het tempo van de technologische ontwikkeling, dan neemt de ongelijkheid toe.
Schoolgaande jongeren moeten daarom worden gestimuleerd om een zo hoog mogelijk opleidingsniveau te halen. In het bijzonder is een kwaliteitssprong in het middelbaar beroepsonderwijs noodzakelijk.
Als robotisering leidt tot meer dynamiek op de arbeidsmarkt, dan moeten we dat mogelijk maken. Niet door een grotere flexibele schil, maar door investeringen in levenslang leren en van-werk-naar-werk-begeleiding over de grenzen van sectoren heen. In Oostenrijk is het Weense ‘Employment Promotion Fund’ een voorbeeld van succesvolle VanWerkNaarWerk-begeleiding.