Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Politiek

Identificatie doden MH17 is een moreel mijnenveld

Identificatie is niet alleen een zaak van deskundigen. Betrek nabestaanden bij keuzes als ‘stoppen of doorgaan’, vindt Victor Toom.

illustratie angel boligan

Dertien jaar na de aanslagen op het World Trade Center liggen nabestaanden en stadsbestuur nog steeds met elkaar overhoop. Een van de belangrijkste twistpunten is zeggenschap over niet geïdentificeerd lichaamsmateriaal. Zo hebben familieleden met een rechtszaak geprobeerd het stadsbestuur te dwingen een gedeelte van het WTC-puinmateriaal als gewijde grond te erkennen. De gedachte is dat het puin nog lichaamsmateriaal bevat. WTC-puin moet volgens familieleden behandeld worden als een begraafplaats.

Ook hebben nabestaanden geprobeerd te voorkomen dat zo’n 14.000, deels niet geïdentificeerde lichaamsdelen verplaatst zouden worden naar het pas geopende 9/11-museum. Kortom, in New York leiden lichaamsdelen een postmortaal politiek en juridisch leven. Zijn er lessen te trekken uit deze voorbeelden voor de identificatieoperatie volgend op rampvlucht MH17?

Misschien is dit de belangrijkste les van 9/11: families van slachtoffers blijven niet passief wachten op wat komen gaat, maar gaan actief op zoek naar informatie en antwoorden. Nabestaanden verenigen zich en eisen en krijgen macht en invloed.

Die ontwikkeling blijft niet beperkt tot Amerika. Na publicatie van het rapport met de eerste bevindingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid was op tv te zien hoe nabestaanden het document doorspitten om aanwijzingen te vinden over de vraag of slachtoffers al dan niet hebben geleden. Ongeveer honderd MH17-families stuurden een brandbrief naar Rutte waarin zij erop aandringen alles in het werk te stellen zodat de bergingsoperatie in Oekraïne weer van start kan gaan.

Dat families actief zoeken naar informatie en antwoorden, en dat zij zich verenigen en zo invloed krijgen, manifesteert zich dus ook hier in Nederland. Barsten beginnen zich te vormen in de eensgezindheid die zo kenmerkend was voor de dagen en weken na het neerschieten van MH17. Met het langzame voortgaan van de identificatieoperatie én de waarschuwingen dat mogelijk niet iedereen geïdentificeerd zal worden, is de kans dat die eensgezindheid verder verbrokkelt niet denkbeeldig. Daarmee kan de identificatieoperatie een moreel, ethisch, juridisch en emotioneel mijnenveld worden.

De leider van het identificatieteam formuleerde een potentieel probleem laatst krachtig: „Ik heb de regie over het proces totdat het moment er is dat het lichaam is geïdentificeerd. Daarna hebben nabestaanden de regie over wat er gebeurt en niet gebeurt.” De leiding van het identificatieteam heeft dus wettelijke zeggenschap over lichaamsmateriaal afkomstig van MH17 voordat het is geïdentificeerd. Zodra lichaamsmateriaal geïdentificeerd is, wordt zeggenschap van de autoriteiten overgeheveld naar nabestaanden.

Juridisch gezien is dit duidelijk. Maar hoe zit het moreel? Past een harde scheidslijn en daarmee zeggenschap over niet geïdentificeerd lichaamsmateriaal terwijl de groep van nabestaanden wel bekend is? Hebben nabestaanden dan niet het recht op invloed op de keuzes die over het lichaamsmateriaal worden gemaakt?

Die vragen worden steeds prangender. De moeilijkste keuze is of het identificeren moet doorgaan of stoppen. Als de forensische mogelijkheden zijn uitgeput, komt die vraag onherroepelijk in beeld. Maar hoe ga je die beantwoorden? Naar de letter van de wet of vanuit de moraal?

Na 9/11 werden wekelijks en tegenwoordig jaarlijks informatieavonden voor familieleden georganiseerd. Op die avonden gaf de directeur van het forensische laboratorium familieleden de laatste stand van zaken over de werkzaamheden, legden analisten uit hoe zij te werk gaan, vertelden forensisch antropologen over hun bevindingen, werden families rondgeleid door het laboratorium. Tijdens deze bijeenkomsten konden familieleden alle vragen stellen die ze wilden. Het wonderbaarlijke is dat, ondanks discussies en ruzies, (bijna) niemand kritiek heeft op de forensische onderzoekers. Families stellen een enorm vertrouwen in deze wetenschappers. De moeilijke beslissingen waarvoor de onderzoekers staan en stonden krijgen daardoor meer legitimiteit.

Beslissingen over de identificatieoperatie hebben directe consequenties voor nabestaanden en hun mogelijkheden een geliefde te begraven. Mijns inziens is het daarom wenselijk dat familieleden die dat willen zeggenschap of inspraak krijgen over die beslissingen. Maar: beslissen vraagt om kennis, begrip van genetica, statistiek of protocollen die worden gebruikt bij het zoeken op de crash site. Daar ligt een belangrijke taak voor de leiders van het identificatieteam en de forensische wetenschappers van het NFI: zorg ervoor dat nabestaanden de mogelijkheid krijgen zelf expert te worden, zodat zij begrijpen dat het misschien beter is om de identificatieoperatie te stoppen of juist niet.

Kennis en zeggenschap dragen bij aan de legitimiteit van moeilijke beslissingen die straks gemaakt moeten worden. Ze zijn de beste remedie tegen een postmortaal politiek en juridisch leven van niet geïdentificeerd lichaamsmateriaal.