Daar staat Tommy Cooper. De bonkige droogkomiek met de fez op zijn hoofd is al dertig jaar dood, maar de levensgrote projectie brengt hem weer tot leven. En ik hoor hem tot mijn grote genoegen opnieuw een grap maken die ik altijd heb onthouden: „Ik was bij de tandarts, en ik zat in de wachtkamer in een paar oude tijdschriften te bladeren – was dat niet vreselijk, van die Titanic?” Een wezenloze kwinkslag, ik geef het onmiddellijk toe, maar ik schiet voor de zoveelste keer in de lach om ’s mans onnozele voordracht. Alleen hij kon een slappe grap zo lachwekkend maken.
Tommy Cooper, de man die als geen ander zijn goocheltoeren kon laten mislukken, is een van de trekpleisters in het Museum of Comedy in Londen, dat deze zomer is geopend in de gewelven van de aftandse, buiten gebruik geraakte St. George’s Church, op loopafstand van het statige British Museum. Wie aan de zijkant van de kerk over het trappetje naar beneden loopt, belandt in een volgestouwde ruimte die eruitziet als een buitenmodel-woonkamer. Met een zijzaaltje waarin 24 stoelen staan om permanent naar de Cooperprojectie te kunnen kijken. ’s Avonds is daar ruimte voor kleine comedyvoorstellingen.
Wat hier aan boeken, dvd’s, videobanden, gesigneerde foto’s, affiches en andere parafernalia bijeen werd gebracht, is de privécollectie van Martin Witts, eigenaar van het eveneens in comedy gespecialiseerde Leicester Square Theatre, elders in de stad. Uit eigen zak heeft hij ruim een half miljoen euro gefourneerd om zijn spullen permanent tentoon te kunnen stellen. En alles bevindt zich zo veel mogelijk binnen handbereik: niet alleen kan iedereen een boek uit een van de kasten pakken, een film of tv-show bekijken of een cd beluisteren, maar ook zeldzamer materiaal kan ter hand worden genomen. Zoals de gestencilde scripts voor The Goon Show uit de jaren vijftig, de radioshow die het lichtende voorbeeld zou worden voor Monty Python. Die scripts liggen op een achteloos stapeltje, alsof ze op veilingen geen honderden euro’s opbrengen.
Alleen enkele authentieke attributen zijn zo hoog opgehangen dat ze niet door grijpgrage bezoekers kunnen worden betast: een flinterdun, lichtgebogen wandelstokje van Charlie Chaplin, een antieke telefoon uit de comedyserie Fawlty Towers of een gitaar met zes halzen van de grappenmaker Bill Bailey. En er komen binnenkort nog pronkjuwelen bij, belooft Witts, zoals een mandoline die door Benny Hill werd bespeeld. Wat hij nog in petto heeft, wil hij niet zeggen. De beste humor komt onverwacht.