De Telegraaf plaatste afgelopen dinsdag een foto van Jet Bussemaker, onze minister van cultuur, onder de kop: ‘Minister: cultuur is voor de grote stad.’ En als onderkop: ‘Regiobewoner moet maar stuk reizen voor toneel.’
Het platteland roerde zich. Bijvoorbeeld bij monde van het Volendamse Kamerlid Mona Keijzer (CDA), op Twitter opperde zij dat de provincies dan ook maar minder belasting moeten betalen.
Die Mona. Alsof ik, als stadsbewoner, de belasting terug zou willen die ik aan Staatbosbeheer en aan Natuurmonumenten heb afgedragen om de natuur in die provincies mooi bij te snoeien.
In mei had Mona’s lijfblad een vergelijkbare kop: ‘Subsidietoneel wil het land niet in.’ Lees: dat luie toneelvolkje, dat maar een beetje van onze subsidiecenten zit te zuipen in café de Smoeshaan. Sta eens op, met je mooie bühnebibsjes, en kom ook eens bij ons in Apekutjeveen zingen en dansen, want daar betalen wij toch voor?
Het zit iets complexer, zoals NRC Handelsblad dit voorjaar in een uitgebreide bijlage liet zien. Daarin zeiden schouwburgdirecteuren bijvoorbeeld ‘voorzichtig te zijn’ met ‘zwaar toneel’: ‘Dat is duur en wordt matig bezocht.’
Ze willen in Volendam helemaal geen Shakespeare! Much ado about nothing. Ze vinden toneelspelers elitair. En helemaal elitair is dat ze daarom liever niet komen. Je kunt topacteurs niet verplichten langs halfgevulde schouwburgen te toeren van plaatsjes waar ze veel liever cabaret zien.
Ook Bussemakers verhaal was uiteraard genuanceerder, maar waarom zouden we zo krampachtig de verschillen ontkennen tussen grote stad en provincie? Wie ‘op het land’ gaat wonen doet dat omdat de huizenprijzen er spectaculair lager zijn, omdat er natuur is, ruimte, een gemoedelijke sfeer. Stadsbewoners maken een andere keuze. Ze betalen hogere huizenprijzen, hebben minder en vaak geen tuinoppervlakte om hun kinderen in te laten spelen, moeten loten om de beste basisschoolplekjes, maar daar staat tegenover dat ze op de fiets naar theaters, concertgebouwen, musea, goede restaurants en bioscopen kunnen.
As you like it. Als ik van rust en natuur wil genieten ga ik een weekendje naar Brummen of Vilsteren. En als de inwoners van die prachtdorpen het Nederlands Danstheater of Toneelgroep Amsterdam willen zien, komen ze een weekendje hierheen.
Eerlijk zullen we alles delen. Zelfs onze bedden. Want ik doe graag een weekendje huizenruil met iemand op de Sallandse Heuvelrug. Ideale oplossing: een huizenruilplatform tussen cultuurminnaars uit de provincie en natuurminnaars in de Randstad. Ik tip mijn gasten over onbekende Haagse restaurants en geweldige theaters. Mijn museumjaarkaart ligt klaar. En u legt wat wandel- en fietsroutes klaar in uw bosvilla. All’s well that ends well. Wat boerenkaas en een mooi stuk wildbraad maken mij overigens ook erg gelukkig.