Het gaat goed, maar het moet nog beter. Vanochtend verscheen het rapport Education at a Glance van de OESO, de koepel van geïndustrialiseerde landen. Uit dit rapport, de meest volledige en actuele internationale vergelijking op onderwijsgebied, blijkt dat Nederland met een gemiddeld budget uitstekende resultaten behaalt. Dat is mooi, schrijft minister Bussemaker (Onderwijs, PvdA) aan de Tweede Kamer, maar het Nederlandse onderwijs moet zich blijven vernieuwen om leerlingen te kunnen afleveren die klaar zijn voor de 21ste eeuw.
Uit wiens koker moet die vernieuwing komen? Het antwoord op die vraag openbaarde zich wellicht vorige week vrijdag, toen een bijzonder document het licht zag. Negen onderwijsvernieuwers, onder wie leraren en schooldirecteuren, hebben samen met Tweede Kamerleden van de regeringspartijen VVD en PvdA een half jaar gebrainstormd over het onderwijs van de toekomst. Het resultaat: het pamflet Samen leren, met daarin elf aanbevelingen. Sommige zijn zeer verstrekkend, zoals het beperken van het aantal vakken.
De kern van Samen leren is dat leraren en schoolleiders veel actiever betrokken moeten zijn bij verbetering van het onderwijs. Docent wiskunde René Kneyber publiceert al een aantal jaar over onderwijsvernieuwing. De Kamerleden vroegen hem als eerste aan het overleg mee te doen. Hij zegt: „Leraren klagen vaak dat er vanuit Den Haag van alles over hen wordt uitgestort. Als we de positie van de leraar verbeteren en van hem méér maken dan alleen een uitvoerder van andermans plannen, wordt het vak van docent veel aantrekkelijker. Van leraren mag dan worden verwacht dat ze zich constant ontwikkelen en verbeteren. Wij moeten met zijn allen de eer van onze beroepsgroep hoog houden.”
Een van de andere deelnemers aan de denksessies was Ilja Klink, rector van het Hyperion Lyceum in Amsterdam, een school die veel doet aan onderwijsvernieuwing. Om die reden krijgt ze regelmatig uitnodigingen om te komen nadenken over de toekomst van het onderwijs. „Maar ik had al snel in de gaten dat deze bijeenkomsten anders waren. We kwamen niet alleen bij elkaar om te praten, maar vooral om echt dingen te gaan veranderen. De politici zeiden: jullie staan met je poten in de klei; jullie mogen het zeggen. Ze hielden ons ook scherp. De Kamerleden vroegen: wat bedoel je concreet, wat wil je bereiken, wat moet er veranderen om zover te komen?”
Omarmen
Nu de leraren hun wensenlijst hebben gepresenteerd en de Kamerleden zich eraan hebben gecommitteerd, komt het op de uitwerking aan. De professionals gaan op hun scholen aan de slag, de politici moeten waar nodig wetten en regels aanpassen. Kamerlid Karin Straus (VVD) merkte tijdens werkbezoeken op scholen vaak dat leraren interessante en goede ideeën hadden, die ze niet kwijt konden. „Dat willen we veranderen. We vragen aan de minister en staatssecretaris Dekker of ze deze notitie willen omarmen en of ze hun ambtenaren ermee aan de slag laten gaan. Er zal flink geëxperimenteerd moeten worden om te kijken hoe de plannen uit het manifest het beste kunnen worden verwezenlijkt. Dat is niet van de ene op de andere dag gebeurd.”
Extra geld
Om kwaliteit van het onderwijs écht te verbeteren, moeten de lerarenopleidingen op de schop, zegt René Kneyber. „Die moeten hun poortwachtersfunctie veel serieuzer nemen. Niet iedereen kan leraar worden: we moeten echte toppers zien aan te trekken.”
Ilja Klink vindt dat de lerarenopleidingen inspirerender kunnen. „Meer praktijkgericht, met meer pedagogiek en aandacht voor zaken als klassenmanagement.”
Maar is het niet zo dat wie de beste mensen voor de klas wil, dat het eenvoudigst bereikt door leraren beter te betalen? Over het hete hangijzer van het lerarensalaris wordt in Samen leren geen eenduidig standpunt ingenomen. „De discussie over geld vind ik veel te vroeg”, zegt Karin Straus. „En als je het internationaal vergelijkt, verdienen leraren bij ons sowieso niet slecht.” Ook Kamerlid Loes Ypma (PvdA) wil nu niet praten over meer salaris. „Dit kabinet heeft 800 miljoen euro geïnvesteerd in onderwijs. We moeten ervoor zorgen dat dat terechtkomt waar het nodig is: bij de leraar, in de klas.”
René Kneyber denkt ook niet dat extrageld de crux is. „Voor mij is het meer: is het werk interessant? Kun je je ontwikkelen? Als je op je 25ste in het onderwijs begint, is het een gruwel dat dit is wat je de komende veertig jaar moet doen – en niets anders. Het moet mogelijk worden om je loopbaan een paar jaar te combineren met advieswerk, of een betrekking in het bedrijfsleven of op het ministerie.” Ilja Klink beaamt: „Je kan wel mopperen dat je weinig verdient, maar je kan ook proberen zelf extra glans te geven aan je vak.”
In het Nederlandse onderwijs moet in de toekomst sprake zijn van een ‘verbetercultuur’, zeggen de opstellers van het pamflet. Dat betekent dat overal hoge ambities gelden voor leerlingen en leraren en dat er een nieuw, uitdagender curriculum komt.
Gaat het bijhouden van al die verbeteringen geen enorme bureaucratie opleveren: nog meer toetsen voor scholieren en formulieren voor onderwijzers? „Nee, dat is nadrukkelijk niet de bedoeling”, zegt Loes Ypma van de PvdA. „Het gaat erom dat scholen een visie ontwikkelen en die delen met leraren, leerlingen en ouders. Als die visie deugt en de basiskwaliteit op een school is in orde, dan kan de onderwijsinspectie wat mij betreft behalve de examenresultaten veel minder op de cijfertjes letten. Scholen moeten de ruimte krijgen.”