Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Mijn eigen geweer

Tienduizenden Amerikaanse kinderen hebben een eigen wapen. Dodelijke incidenten, zoals twee weken geleden bij de schietles van een 9-jarig meisje in Arizona, schrikt ouders niet af. „Die instructeur deed echt alles fout.”

Tekst Guus Valk, foto’s Charles Ommanney

Mariah Mofatt (12) uit Arizona gaat naar schietles en controleert haar geweer. De foto’s bij dit artikel komen uit de reportageAmerican Gun Stories over Amerikaanse wapenbezitters. De afgebeelde personen komen niet voor in het verhaal.
Mariah Mofatt (12) uit Arizona gaat naar schietles en controleert haar geweer. De foto’s bij dit artikel komen uit de reportageAmerican Gun Stories over Amerikaanse wapenbezitters. De afgebeelde personen komen niet voor in het verhaal.

Haley Herman (8) heeft sproeten, een donkere pony tot over haar ogen en ze draagt een roze T-shirt met vlinders. Haley speelt het liefst met haar knuffeldieren, zegt ze, verlegen lachend.

En ze schiet als de beste. Vader Ken Herman, breed lachend, reikt zijn iPhone aan. Er staan foto’s op van Haley’s eerste schietles, een jaar geleden. Zeven keer schoot ze een geweer af, waarvan één keer precies in de roos. En dat op 55 meter afstand. Herman, trots: „Ze is veel beter dan ik, toen ik haar leeftijd had. Wat zei ik tegen je, Haley?”

Haley: „Dat ik geweldig was?”

Ken: „Ik zei dat je nog eens een Olympisch schutter wordt. Zo goed ben je.”

Ken Herman is net klaar met zijn werk als ambulancebroeder. Haley komt van haar eerste schooldag na de vakantie. We eten cheesesticks in hun vaste wegrestaurant, Coney Island. Het restaurant ligt langs de snelweg van Flint, in de noordelijke Amerikaanse staat Michigan. Als vader en dochter binnenwandelen, kijkt een familie verbaasd op van hun bord. Aan zijn riem draagt hij, goed zichtbaar, een pistool. „Een CZ 75, Tsjechisch model”, zegt Herman, een lange, slanke dertiger met een snor. Geladen? Natuurlijk. „Maar verder niks bijzonders. Het is het populairste pistool ter wereld.”

Als hij zit, kijkt hij regelmatig achter zich. „Situatiebewustzijn”, zegt hij kortaf. „Ik had liever op jouw plek gezeten. Nu zit ik met de rug naar de deur, ik moet steeds omkijken om te zien of de kust nog veilig is.” De familie verderop staart onafgebroken naar zijn wapen.

Vuurwapens zijn alles voor Ken Herman. Om de week staat hij op de schietbaan van Flint. Zijn vrouw schiet ook graag. Sinds ze zeven is, mag Haley ook mee.

Haley vindt de herrie van de knallen eng. Daarom houdt hij haar soms een ochtend thuis van school, als het rustig is op de schietbaan. Hij heeft haar een eigen geweer gegeven. Ken is ook haar instructeur. Hij heeft zijn papieren gehaald bij de National Rifle Association (NRA), de Amerikaanse vuurwapenlobby, en traint naast zijn dochter ook drie andere kinderen. „Ik vertrouw alleen mezelf. Ik leer haar langzaam de trekker over te halen, hoe ze moet staan, de basisregels. Haley kent de regels.” Hij kijkt zijn dochter aan, en ze dreunt ze meteen op. „Nummer 1. Houd je vinger van de trekker. Nummer 2. Behandel elk vuurwapen alsof het geladen is. Nummer 3...”

Paradijs voor vuurwapenliefhebbers

Er zijn in Amerika nauwelijks wetten die het gebruik van vuurwapens door kinderen verbieden, of reguleren. De federale overheid laat het grotendeels over aan de individuele staten. In dertig staten mogen kinderen, ongeacht hun leeftijd, legaal een vuurwapen bezitten. Michigan staat bezit pas vanaf achttien jaar toe, maar kinderen mogen hier wel onder toezicht schieten. Regels over het openlijk dragen van vuurwapens zijn er nauwelijks. „Michigan is een paradijs voor vuurwapenliefhebbers”, zei filmmaker Michael Moore al in zijn documentaire Bowling for Columbine (2002). In die film onderzocht hij Amerika’s vuurwapenobsessie vanuit Flint, ook zijn geboortestad. In Michigan, dat aan Canada grenst, wordt veel gejaagd. Politici laten het hier wel uit hun hoofd met strenge vuurwapenwetten te komen, al is de staat in meerderheid Democratisch.

Enkele tienduizenden Amerikaanse kinderen bezitten én gebruiken een vuurwapen. Honderden schietbanen bieden schietlessen aan kinderen aan. Twee weken geleden liep zo’n les in de staat Arizona helemaal mis. Een meisje van negen jaar schoot met een uzi, waarna ze de controle over haar wapen verloor en haar instructeur doodschoot. Haar ouders filmden het incident, de beelden zijn openbaar gemaakt. We zien dat de instructeur naast haar staat, en haar aanmoedigt: „All right, volautomatisch.” Hij zet de uzi op volautomatisch, en daarna gaat het beeld op zwart. Het hoofd van de instructeur werd doorboord door een kogel.

De meeste kinderen leren schieten met een vuurwapen dat speciaal voor minderjarigen wordt aangeprezen: My First Rifle, of, de officiële naam: Crickett. Het bedrijf Keystone verkocht er vorig jaar 60.000. Er is alles aan gedaan om het wapen voor kinderen aantrekkelijk te maken. Het is in roze verkrijgbaar, het logo is een getekende krekel. Tv-spotjes zijn op kinderen gericht. „Mijn eerste vuurwapen. Een moment dat je nooit vergeet.”

My First Rifle is voor iets meer dan 100 dollar te krijgen. De kogels zijn van een klein kaliber, maar ze zijn wel echt. Ken Herman wilde niet dat Haley met My First Rifle zou schieten. Hij kocht een geweer voor volwassenen, dat wel extra beveiligd is. Ze kan maar één kogel tegelijk schieten. „Een geweer heb je niet voor een paar jaar. Je bouwt tijdens je leven een band met je wapen op.”

Haley: „Ik heb eerst nog een luchtbuks geprobeerd.”

Dan: „Dat vond je niks.”

Haley: „Ik was klaar voor het volgende niveau.”

Hoeveel vuurwapens Herman in huis heeft, wil hij niet zeggen. Wel dat hij voor iedere gelegenheid – sport, jacht, verdediging – „voldoende materiaal” heeft. De vuurwapens liggen in een kluis. Eén geweer is hem extra dierbaar: een Winchester 190, die hij van zijn vader kreeg. Ook hij leerde op jonge leeftijd schieten. Zijn vader nam hem mee op jacht. „Dit geweer blijft in de familie. Haley’s kleinkinderen zullen er nog mee schieten.”

Eddie Eagle

Een jaar geleden speelde een toen vijfjarig jongetje uit Kentucky met zijn geweer, dat hij voor zijn verjaardag had gekregen. Zijn moeder was in de keuken bezig. Toen ze naar buiten liep, hoorde ze een schot. Het jongetje had zijn tweejarige zusje doodgeschoten.

Amerika kende schietpartijen waar kinderen bij betrokken waren, zelfs waarbij kinderen de schutter waren, maar dit incident wees voor het eerst op een nieuwe cultuur: kinderen die een eigen vuurwapen bezitten. My First Rifle is een indicatie voor die nieuwe cultuur: sinds 1996 is de verkoop gestegen van vierduizend naar 60.000.

De NRA biedt schietkampen aan, maar geeft ook voorlichting. Een man in vogelkostuum, Eddie Eagle, gaat scholen langs. Eddie Eagle leert kinderen dat ze in huis van vuurwapens moeten afblijven. Volgens de NRA hebben 25 miljoen kinderen les gehad van de mascotte. De organisatie zegt dat Eddie Eagle het gebruik van vuurwapens niet promoot. Maar het idee van vuurwapens in huis wordt wel genormaliseerd: ze „worden als deel van het dagelijks leven behandeld”, net als „zwembaden, stopcontacten en huishoudgif”.

Op de bestsellerlijst van kinderboeken prijkte eerder deze maand My Parents Open Carry, een pro-vuurwapenboek van Brian Jeffs en Nathan Nephew. Sinds het boek in augustus op televisie werd neergesabeld door satiricus Stephen Colbert, zijn er in een paar weken tweeduizend van verkocht. Het beschrijft hoe de 13-jarige Brenna Strong met haar ouders gaat winkelen, en tot haar verbazing een pistool krijgt: „In de doos zat een gloednieuw pistool, een soort dat Brenna nooit eerder had gezien. Ze raakte opgewonden. Was het voor papa of mama? (...) Brenna’s ouders antwoordden in koor: ‘Het is van jou! Je verdient het, omdat je zulke goede cijfers hebt gehaald op school.” Brenna kon het niet geloven. Ze dacht: „Mijn eigen pistool.”

Auteur Brian Jeffs, een geoloog die vlakbij de familie Herman in Michigan woont, putte uit eigen ervaringen, vertelt hij. Zijn dochter, die ook Brenna heet, mocht van hem schieten toen ze vijf was. Het moest wel. „Er is niemand die je beschermt. Als een crimineel het op ons voorzien heeft, kan de politie er nooit op tijd zijn. Mijn dochter wist al jong dat ze verantwoordelijk is voor haar eigen veiligheid.” Nu zijn dochter negentien is, is de interesse wat verdwenen, zegt Jeffs. „Ze vindt boogschieten leuker. Misschien verandert dat nog. Ik heb in ieder geval een zaadje geplant.”

Volgens Jeffs is een vuurwapen „extreem veilig” voor kinderen. „Er gaan meer kinderen dood in een zwembad dan door een pistool.” En het voorval in Arizona? Jeffs: „Ik heb die beelden vaak bekeken. Het is niet haar schuld. De instructeur stond verkeerd, niet achter, maar naast haar. Hij corrigeerde slecht. Hij deed echt alles fout. Het was triest, maar het gaat bijna nooit mis. Elk weekend gaan duizenden kinderen schieten, meestal gaat dat goed.”

De gerenommeerde hoogleraar Kinderpsychologie Jess Shatkin waarschuwde onlangs dat het lichaam en de geest van een kind nog niet rijp zijn voor vuurwapens. De spieren zijn nog niet sterk genoeg. Het brein overschat zichzelf en kan gevaar nog niet goed inschatten. Ken Herman zegt dat vrijwel ieder gemotiveerd kind het kan leren. Toen zijn dochter vier was, testte hij of ze er klaar voor was. Hij legde een nep-vuurwapen in haar kamer, en keek hoe ze reageerde. „Ze deed precies wat moest: ze raakte het niet aan, en waarschuwde ons. Toen wist ik dat ze het aan zou kunnen.”

Ken Herman is Afghanistan- en Irak-veteraan. Toen hij in 2011 terugkeerde naar de VS, was zijn kijk op de wereld veranderd, zegt hij. „Daar was zo veel kwaad om ons heen, en de Amerikanen om me heen waren dom, echt totaal onwetend. Ze spraken de taal niet, kenden de wereld en haar gevaren niet. Ik ging boeken lezen over de Tweede Wereldoorlog. Nu weet ik zeker: de wereld is slecht, en de maatschappij heeft dat niet door. Toen ik terugkwam, wist ik zeker dat ik Haley al vroeg zou leren schieten.”

Vertrouwen in de overheid heeft Herman, „een strikte libertair”, evenmin. President Obama probeerde na de massale schietpartij op basisschool Sandy Hook, eind 2012, de verkoop van automatische vuurwapens te beperken. Dat mislukte, onder meer dankzij een luide NRA-tegenlobby. Herman zegt dat het Tweede Amendement van de Grondwet op het spel stond. Dat amendement, vaak aangehaald door vuurwapenbezitters, garandeert het recht van „goed gereguleerde milities” om vuurwapens te bezitten. De gedachte erachter, zegt Herman, is dat burgers zich ook tegen de tirannie van de overheid moeten kunnen verzetten. „Dat recht is de kern van wat ons land vrij maakt. Daarom draag ik mijn pistool altijd zichtbaar: het is mijn recht.”

Bad guys

Haley Herman heeft haar vader vrijwel nooit zonder vuurwapen gezien. Alleen als hij werkt, moet hij het afdoen: ambulancepersoneel mag niet gewapend zijn. Dus heeft Ken Herman een kogelvrij vest gekocht, dat hij draagt onder zijn kleren. Het weegt drie kilo, en zit lekker, zegt hij. „Er is nog nooit iets gebeurd, maar ik ben me er altijd van bewust dat ik in gevaar kan komen. Flint is een echte moordstad. Veel wijken mijd ik.” In 2013 werden er 52 moorden gepleegd in de stad, die circa 100.000 inwoners telt. Naar verhouding is Flint de gewelddadigste stad van de Verenigde Staten – het nabijgelegen Detroit staat op de tweede plaats. De fabriek van General Motors bood in 1978 nog werk aan 80.000 inwoners, nu nog maar aan een paar duizend. Het aantal inwoners loopt terug, en gangs hebben sommige wijken onder controle. Omdat de stad weinig budget meer heeft, is het politiekorps in vijf jaar gehalveerd naar 122 man.

Ken Herman: „Dit is de stad waarin Haley moet opgroeien. Minder vuurwapens zijn niet de oplossing. We moeten goed bewapend zijn.”

Haley: „Om de bad guys bang te maken.”

Hoe vinden Haley’s vriendjes het dat ze met vuurwapens omgaat? Haley kijkt onzeker naar haar vader. „Ik praat er op school niet echt over”, zegt ze. Ken: „Het ligt gevoelig. We hebben daarom afgesproken dat ze er daar niet over praat.”

Precies een jaar geleden gebeurde het: Ken haalde zijn dochter van school, en liep met zijn geladen vuurwapen het schoolgebouw binnen. Dat deed hij wel vaker, zegt hij. Schoolbestuurder James Tenbusch reageerde woedend, en noemde het een verstoring van de openbare orde. De politie werd erbij gehaald, en die gaf Herman gelijk: de wet in Michigan verbiedt vuurwapens op sommige plekken, zoals cafés en kerken. Scholen staan niet op die lijst. In de lokale krant bracht Tenbusch de vele schietpartijen op Amerikaanse scholen in herinnering: „Het feit dat je ergens het recht toe hebt, betekent nog niet dat je het móét doen.”

Haley mag binnenkort weer naar de schietbaan. Ze vindt het leuk, zegt ze, dat ze zichzelf kan verbeteren. Misschien schiet ze wel weer beter dan de vorige keer. Maakt ze wel eens fouten? Haley: „Als ik fouten maak, ben ik toch niet bang. Mijn vader staat altijd naast me.”

Ken: „Het is wel de bedoeling dat je helemaal niets fout doet.”