Aan de universiteiten heerst toenemende zorg. Veel wetenschappers ervaren een significant toegenomen werkdruk, vooral waar de studentenaantallen sterk toenamen, zonder dat het docentencorps meegroeide. Tegelijkertijd klagen studenten over onvoldoende begeleiding van docenten of colleges door onervaren niet-gepromoveerde docenten.
Al jaren proberen rectoren de overheid te overtuigen van de noodzaak tot meer investeringen in universiteiten. Tevergeefs. Daarom is het belangrijk om te zoeken naar creatieve oplossingen die deze problemen structureel aanpakken.
Wij stellen een herschikking van geldstromen voor, zodat meerdere problemen budgetneutraal kunnen worden aangepakt. De kern van ons voorstel is om promovendi het statuut van PhD-studenten te geven en al het geld dat zo vrij komt te investeren in universitair docenten (UDs). Dit is helemaal geen radicaal voorstel: in veel landen hebben promovendi de status van PhD-student en is dit systeem onomstreden.
Indien iemand als aio (assistent in opleiding) promoveert, kost dat de Nederlandse belastingbetaler zo’n 200.000 euro aan personele kosten. Maar een Chinese of Turkse PhD-studente die met een beurs van de Nederlandse overheid promoveert, ontvangt 70.000 euro. Dus waarom behandelen we alle promovendi niet zoals de overheid nu al bursalen behandelt? Promoveren moet, net als elders in de wereld, als een studie erkend worden. De PhD-student kan via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een beurs aanvragen om in het levensonderhoud te voorzien.
Zo kan promoveren voor een derde van de huidige kosten. De grote besparing kan vooral ten goede komen aan extra universitair docenten in de richtingen waar de studentenaantallen sterk gestegen zijn.
De PhD-student krijgt dan meer vrijheid om zelf zijn onderwerp te kiezen, aangezien hij zich niet langer hoeft te schikken naar de projecten die de promotor bedacht heeft en waarvoor zij financiering kreeg. Ten tweede kan de PhD-student die niet tevreden is over zijn begeleider naar een ander (en eventueel andere universiteit) overstappen: het is immers zijn studie, niet een baan die de promotor te vergeven heeft. De PhD-student krijgt meer autonomie. Ten derde kan Nederland meer PhD-studenten uit het buitenland trekken, die met eigen financiering komen. Daarnaast trekt het ook de bedenkelijke situatie recht dat een buitenlandse PhD-student in Nederland opgeleid wordt met Nederlands belastinggeld, om daarna in het buitenland aan de slag te gaan. Nederlandse universiteiten die graag talentvolle studenten aantrekken kunnen dat nog steeds met een universitair beurzenstelsel, zoals ook aan buitenlandse universiteiten gangbaar is.
Er zullen meer docenten beschikbaar zijn voor de BA en MA studenten, waardoor er weer meer contact is tussen docenten en studenten. Daarnaast zal deze uitbreiding een verlichting geven voor de huidige docenten die structureel tijd te kort komen om al hun werk gedaan krijgen, terwijl de samenleving meer van hen vraagt. Dit is misschien niet in alle richtingen zo, maar wel in richtingen met hoge student-docent ratio’s of onderwijs-intensieve opleidingen. Verder is een uitbreiding van het aantal UD-posities ook goed voor de huidige promovendi, die in grote aantallen een wetenschappelijke carrière ambiëren maar – eens gepromoveerd – vaststellen dat er nauwelijks vacatures voor universitaire docenten zijn.
Is er dan niets tegen in te brengen? Een deel van de huidige generatie promovendi zal zeggen dat promoveren werk is, en als dusdanig gewaardeerd moet worden. Wij zijn het er zeker mee eens dat PhD-studenten die werkgroepen begeleiden of de organisatie van een conferentie op zich nemen, betaald dienen te worden, net zoals dat nu voor student-assistenten gebeurt. Maar opgeleid worden tot wetenschappelijk onderzoeker is primair een opleiding, geen werk. Het feit dat sommige PhD-studenten hun onderzoek publiceren is nog geen reden om te concluderen dat ze werk verrichten dat niet voortkomt uit een opleiding. Er zijn ook promoties die niet resulteren in noemenswaardige publicaties, en er zijn ook masterstudenten die hun scriptie of een artikel weten te publiceren. Net als bij stages zou het opleidingselement centraal moeten staan, en PhD-studenten hebben er inhoudelijk ook alles bij te winnen om een goede opleiding te eisen en de mogelijkheden te vergroten dat ze na promotie als universitair docent aan de slag kunnen.
In Harvard, Stanford, Cambridge en Oxford, waar PhD-studenten al eeuwenlang als studenten worden behandeld, is er nog niemand geweest die zei dat dit de kwaliteit van de PhD-opleiding of van het wetenschappelijk onderzoek schaadt. De Nederlandse situatie is een uitzondering, en er zijn geen redenen om die zo te houden. Het geld is elders in de universiteit hard nodig en daarom is het hoog tijd om het stelsel op de schop te nemen.