Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Het is de schuld van de intelligentsia

Poesjkins vrijheidspoëzie, Pasternaks Dokter Zjivago en de anti-Poetinpunk van Pussy Riot hebben met elkaar gemeen dat ze tegengif zijn voor de onderdrukking door de staat en de waarheid laten zien in een woud van leugens. De schrijver en dichter Kirill Medvedev (Moskou, 1975) doet dat ook. In zijn onlangs vertaalde bundel gedichten en essays Alles is slecht fileert hij zijn tijd en schetst hij een onthutsend portret van een hopeloos land.

Medvedevs gedichten doen aan de poëzie van Charles Bukowski denken, wiens werk hij heeft vertaald. Ze zijn geschreven in de vorm van het vrije vers en gaan over alledaagse dingen, zoals het kopen van twee potjes sprotpaté, ziek zijn, het ontdekken van een rubberen piemel in een kiosk, de arrogantie van snobistische filmcritici. Ze laten het alledaagse Rusland in de meest uiteenlopende kleurschakeringen zien, van lieflijk en chaotisch tot barbaars en wreed.

Heel scherp zijn Medvedevs essays ‘Mijn fascisme’ (2004) en ‘De literatuur zal worden doorgelicht’ (2007). Hierin beschrijft hij hoe verdorven het intellectuele, morele en esthetische klimaat in Rusland is geworden. Niet alleen de huidige machthebbers krijgen ervan langs, maar ook de post-Sovjetintelligentsia.

Volgens Medvedev heeft de liberale intelligentsia na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 verzaakt om een verenigende humanistische ideologie te ontwikkelen waarmee een evenwichtige samenleving kon worden opgebouwd, omdat ze alles wat niet met haar mensbeeld strookte weigerde te begrijpen. Daarentegen hebben nationalisten, conservatieven en extremisten van links en rechts elkaar gevonden in hun afkeer van het chaotische liberalisme van de jaren negentig en wél een nieuwe ideologie gevonden, zoals de reactionaire, patriottistische denker Aleksandr Doegin laat zien. Zijn filosofie van het ‘Euraziatische imperium’ presenteert vage esoterische en zuiver racistische concepten als ‘hapklare sacrale waarheden’, die veel Russen aanspreken. Niet voor niets heeft de kleurloze Poetin Doegin tegenwoordig als huisfilosoof.

Dat de situatie in Rusland ronduit rampzalig is, blijkt ook uit Medvedevs omschrijving van de ‘vergeldingsmythe’, die veel Russen obsedeert. Opnieuw raakt hij daarbij de kern van de zaak: ‘De afgelopen vijftien jaar is de werkelijkheid zo vaak gebroken, verminkt, verkracht, zijn er zo veel juridische, morele en domweg menselijke geboden en regels overtreden, hebben zo veel mensen – door het gebruik van hun intellect, macht, kennis of gewoon door hun domheid, talentloosheid en cynisme – hun handen vuil gemaakt aan allerlei stinkende zaakjes, dat het hierna nooit meer goed kan komen.’

Voor de meeste Russen en het Kremlingetrouwe deel van de intelligentsia is het daarom van belang dat alles bij het oude blijft, zodat de afrekening tot na hun dood kan worden uitgesteld.