„Eh...” Dat zeggen mensen het meest. ‘Eh’ is in gesproken Nederlands namelijk het meest voorkomende woord. In geschreven taal is dat ‘de’. ‘Eh’ en ‘de’ zijn de kampioenen in de frequentielijst van het Nederlands, die nu voor het eerst in een speciaal woordenboek is samengevat, A Frequency Dictionary of Dutch, samengesteld door Carole Tiberius en Tanneke Schoonheim van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie in Leiden.
En dat is misschien niet zo verrassend, maar als je eenmaal voorbij ‘en’, ‘in’, ‘van’ en ‘op’ bent, wordt die lijst van de 5.000 meest voorkomende woorden pas echt interessant – zeker voor liefhebbers van quizweetjes. Goh, dat mensen vaker ‘groen’ en ‘geel’ zeggen dan ‘blauw’, vaker ‘hond’ en ‘vis’ dan ‘kat’, vaker ‘zondag’ dan ‘dinsdag’! En dat ‘überhaupt’ überhaupt bij de eerste vijfduizend is beland! (Op 4.998.)
Maar het boek is niet bedoeld om quizdeelnemers ter wille te zijn. Het is ook handig voor mensen die Nederlands willen leren. Bij alle woorden staat de Engelse vertaling, én een voorbeeldzin. De vijfduizend woorden dekken 95 procent van een willekeurige tekst of gesprek, dus wie ze allemaal kent, zal zich in het Nederlands gemakkelijk kunnen redden.
In het boek wordt ook een onderverdeling gemaakt in genres. Er zijn typische fictiewoorden: ‘blik’, ‘raam’, ‘plotseling’, ‘glimlachen’. En er zijn typische krantenwoorden: ‘procent’, ‘minister’, ‘wedstrijd’, ‘seizoen’. Verder zijn er typische spreektaalwoorden en internetwoorden. Daarin zit een primeur: het woord ‘maja’. Dat stond nog in geen enkel woordenboek. Maja, was het nodig?