Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Vernuftige rampspoed

Op de rampschilderingen van Olphaert den Otter staan geen mensen of doden afgebeeld. Wel ontdek je hoe verf catastrofes kan bezweren en verzachten.

Boven: Vuur 24/3/2009, 26 bij 18 cmOnder: Water 23/12/2010, 36 bij 51 cm
Boven: Vuur 24/3/2009, 26 bij 18 cmOnder: Water 23/12/2010, 36 bij 51 cm Illustraties uit besproken boek

Er is een tentoonstelling in Utrecht met schilderingen van rampen. Er is net een boek verschenen met diezelfde honderdvijftig schilderijen. Daar schrijf je dan een stukje over. En als dat klaar is vinden 298 mensen de dood omdat iemand een stip aan de hemel zag en die met een raket wilde raken.

Ineens is zo’n stukje dan ongemakkelijk. Dat ligt niet aan het werk van Olphaert den Otter (Poortugal, 1955) of zijn boek World Stress Painting. Die serie van honderdvijftig is gevarieerd en knap geschilderd. En bijna alle beelden zijn iets kleiner dan een A4’tje.

Aan de hand van krantenfoto’s zet Den Otter al vanaf 2009 rampen naar zijn hand. Hij weet precies hoe hij kolkende modderstromen, knetterende vuurzeeën en uiteenspattende vrachtauto’s tot de kern moet terugbrengen. Details worden weggelaten en de krachten van de elementen opgevoerd, in dunne en dikkere lagen ei-tempera.

Op geen enkel rampenschilderij komt een mens of een dode voor, en dat is gezien de omvang van sommige catastrofes onwerkelijk. Criticus en verzamelaar Frits de Coninck geeft een verklaring in de inleiding van het boek: u kijkt wel naar chaos, maar u ziet in deze schilderijen een wereld in verandering, a world in progress, met een eigen schoonheid en zelfs een eigen vitaliteit. ‘De rust en de stilte die wij gewoonlijk associëren met de dood, zijn hier tegelijk de drager van het nieuwe.’

Op de lange termijn is inderdaad alles betrekkelijk en aan verandering onderhevig, maar niemand die in deze dagen rondloopt met het Oe- kraïense drama in gedachten, zal dat associëren met ‘a world in progress’, met rust, stilte en een nieuw begin. En de mensen die bij Den Otter zo nadrukkelijk afwezig zijn, staan nu juist op de voorgrond: de doden, en zij die achterblijven.

‘Mensen op mijn schilderijen, daders of slachtoffers, verstoren mijn beeld’, vertelde Den Otter zo’n drie weken geleden in een radio-interview aan Gijsbert van der Wal. ‘Mijn werk moet gaan over ons in het algemeen.’ Het rapport De grenzen aan de groei (1972)van de Club van Rome maakte destijds een eind aan de maakbare samenleving, zei hij. Van slachtoffer werd de mens dader, die bijvoorbeeld milieu en duurzaamheid aan zijn laars lapt. Dat kantelmoment deed hem anders naar de wereld en economische ontwikkelingen kijken. Daarom wil hij in zijn werk grote vragen aan de orde stellen en er een ‘smetteloze’ uitvoering aan geven. Want kunst mag dan in de greep zijn van trends en modes, vluchtigheid en luchtigheid, intussen is het ambacht wel aan een ferme opmars begonnen, aldus Den Otter.

Inderdaad, de wereldwijd verspreide catastrofes in dit boek zijn stuk voor stuk vernuftig geschilderd, gecomponeerd en gereproduceerd. Nergens lees je iets over tijd en plaats, alsof de ene ramp voor andere, gelijksoortige rampen staat, en alsof de schilder erop vertrouwt dat de kijker die zich wel zal herinneren. Bij de gezonken Concordia, de kerncentrales in Fukushima en de overstroming in New Orleans is dat het geval, maar vaker tast je in het duister, al doet dat niets af aan de impact.

Je kunt je afvragen of je een ramptoerist bent als je naar dit werk kijkt. Nee, je bent eerder een waarnemende buitenstaander, die ontdekt hoe verf drama’s kan bezweren en verzachten. Er is in dit werk een sereniteit die vreemd is aan bommen en orkanen, overstromingen en bosbranden. De Coninck had bij nader inzien gelijk in zijn inleiding.

In dat radio-interview zei Den Otter verder nog dat deze serie ‘oneindig’ zal zijn – wat zonder twijfel ook opgaat voor het wereldleed. Het werken daaraan roept bij hem steeds weer andere gedachten op. Neem de ‘natuurlijke cycli’. Den Otter: ‘Na geweld ontstaat er uiteindelijk verbroedering, mensen gaan inzien dat het zo niet langer kan.’ Vandaar dat de volgende honderdvijftig rampschilderijen vooral over die ‘belofte’ zullen gaan. Een troostrijke gedachte, zo’n cyclus, maar menigeen in dit land en elders heeft daar voorlopig geen enkele boodschap aan.