Trompettist Ambrose Akinmusire (32) gaat graag op tournee. Maar hij hekelt het feit dat publiek bij concerten te pas en te onpas met telefoons aan het filmen is. „Laatst zette iemand doodleuk een statief neer om op te nemen vanaf de eerste rij”, zegt hij. „Toen de band dat weigerde begreep die toeschouwer dat niet. We moesten hem toch juist dankbaar zijn? Maar je wílt helemaal niet dat alles meteen op YouTube komt. Als band zoek je naar de noten, en dan vervliegen ze weer. Dat moet je zo laten.”
Morgen ontvangt Ambrose Akinmusire (spreek uit: ah-kin-moo-sir-ee) op de eerste dag van het driedaagse North Sea Jazz festival in Rotterdam de Paul Acket Award, de prijs die vernoemd is naar de oprichter van het festival en jaarlijks wordt uitgereikt aan een artiest die meer aandacht verdient voor zijn of haar uitzonderlijke muzikantschap. Behalve dat Akinmusire eerdere winnaars, zoals pianist Craig Taborn, hoog heeft zitten, is hij gelukkig met het feit dat zijn jazz buiten Amerika wordt erkend. „Ik maak bepaald geen commerciële muziek. Soms kun je twijfelen of wat je doet de mensen wel zal bereiken.”
Akinmusire won de Thelonious Monk International Jazz Trumpet Competition in 2007. Naam maakte hij in 2011 met zijn Blue Note-debuut When The Heart Emerges Glistening, waarop toekomstjazz klonk met een avontuurlijke drive en intervallen die de muziek steeds weer andere kanten op stuurden. Op The Imagines Savior is Far Easier to Paint, zijn net verschenen derde album, drukt het ‘nieuwe gezicht van de jazz’ bewust een non-conformistisch, genremengend stempel, als doordachte componist en als bevlogen speler met een visie. Zijn kwartet, met onder meer pianist Sam Harris, krijgt op dit album steeds andere verschijningsvormen, in een ambitieus, liefst 79 minuten durend avontuur.
Hij is de zoon van een Nigeriaanse vader en een doopsgezinde moeder uit de Mississippi-streek; zowel de Afrikaanse Yoruba-traditie als het baptisme is verweven in zijn opvoeding. Hij groeide op in het Californische Oakland, musici zijn er niet in zijn familie. „Als ik iemand moet noemen die me heeft aangemoedigd is het mijn moeder. Ze wist niets van jazz, maar heeft me gesteund in alles wat ik met mijn trompet wilde doen.”
Vanaf zijn zestiende kon hij als jong talent mee op tournees. Betekenisvol was de tournee, hij was negentien, met de bekende saxofonist Steve Coleman. „Steve’s lessen gingen altijd door, al liepen we naar het hotel. Ik dacht dat mijn hoofd soms zou ontploffen. Op tournee in Duitsland speelden we eens een supersnel stuk. Naar zijn solo stond ik met open mond te luisteren. Dat was ongelofelijk, zei ik hem. Dan keek hij me aan en zei: ‘Dat was triest. Het kwam nog niet eens in de buurt van wat ik in mijn hoofd hoorde.’ En daarna ging hij het nummer nog eens oefenen.”
Met een studiebeurs studeerde hij aan de Manhattan School of Music in New York. Veel dankt hij aan de inmiddels overleden docente Laurie Frink, een mentor voor vele blazers. „Zij was ongelofelijk, ze was mijn muziekmoeder en trompetgoeroe, die me niet alleen muzikaal veel bijbracht maar me ook in bijna therapeutische gesprekken over mijn leven in New York liet praten. Ze hielp me door school, en ik belde haar vaak op tijdens tournee.”
Akinmusire maakt nu deel uit van een nieuwe generatie op het Blue Note-label, dat jonge improvisatoren als zanger José James, toetsenist Robert Glasper en gitarist Lionel Loueke laat schitteren. Verliefd is hij op de traditie van het label. En hij voelt zich uitverkoren.
„Ik realiseer me dat ik dit platform niet altijd zal hebben, dus ik probeer er ook weer niet te veel waarde aan te hechten. Bij een groot label iets uitbrengen is ook een log programma. Tussen mijn eerste en tweede albums zat een paar jaar. Ik had er wel vier kunnen uitbrengen al: met bigband, een double quartet, een duo en een live-album met kwintet. Ja, ik heb haast en wil veel.”
Op zijn album doen drie vocalisten mee. Akinmusire hoort vocalen als hij componeert. Hij verlangt op trompet dan ook naar de grootste emotionele expressie met de minst mogelijke noten. „Mijn trompet hoor ik als een stem”, legt hij uit. „Zelden hoor ik de trompet zelf. Ik speel soms echt alsof ik woorden zing.”
Maar zingen kan hij zelf niet, lacht hij. „Ik buig trompetnoten om, en doe glissando’s van boven naar beneden. Dat komt het meest dichtbij zingen.” Akinmusire voelt zich kwetsbaar als artiest en noemt zich een overgevoelig mens. „Dat maakt dat anderen die slecht in hun vel zitten je snel kunnen raken. Toen ik in New York woonde had ik dat soms sterk. Dan voelde ik zoveel; ik werd overspoeld door het leed van anderen.”
Tien jaar woonde hij in New York. „Daar leefde ik het leven van een jazzmusicus. Dat betekende voor mij dat ik in een bepaalde stijl speelde, en me een zekere lifestyle aanmat. Nu ik in Los Angeles ben gaan wonen, ben ik meer mens. De jazzmusicus is er meer artiest geworden.”
Hoe ziet hij dat verschil dan?
„Dat gaat voor mij dieper. Het is meer creërend vanuit je ziel. Je laat een hogere macht het in jou overnemen. Dat leek me een mooie volgende stap in mijn leven, en het gaat verder dan enkel de juiste noten spelen.”