Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Reuring in Museum Van Bommel Van Dam

De toekomst van Museum Van Bommel Van Dam in Venlo is ongewis. Het komend half jaar bepaalt het publiek wat in het museum te zien is.

Mistig bos (1959) van Edgar Fernhout, olie op doek, 46,3 cm bij 99 cm
Mistig bos (1959) van Edgar Fernhout, olie op doek, 46,3 cm bij 99 cm Foto Peter Cox

Tot aan haar overlijden op haar 97ste in 2008 was Reina van Bommel-van Dam een extra attractie van Museum van Bommel van Dam in Venlo. Als een grand dame dronk ze een kopje koffie op zaal en knoopte ze een praatje aan met bezoekers.

Zo hadden haar man Maarten (hij stierf in 1991) en zij het bedacht, eind jaren zestig. Vanuit Amsterdam kwamen ze naar Venlo, omdat die stad bereid bleek een museum te bouwen voor hun collectie, met een direct daaraan verbonden woning. Dan konden ze altijd even binnenlopen bij hun ‘kindjes’. Pas vlak voor Reina’s dood sloot de museumdirectie de tussendeur na openingstijden. Om te voorkomen dat ze ‘s nachts een rondje ging maken en het alarm afging.

Venlo barstte toen nog van de culturele ambitie. De stad maakte plannen voor een museumkwartier. Het Limburgs Museum en Museum van Bommel van Dam, met zijn collectie moderne schilderkunst, zouden uitbreiden. Daarbij moest dan ook nog eens een permanent onderkomen komen voor het werk van de in 2009 overleden Nederlands-Amerikaanse beeldhouwer/schilder/fotograaf/filmer Shinkichi Tajiri, die de laatste 47 jaar van zijn leven in Noord-Limburg had gewoond en gewerkt.

Het plan voor zo’n nieuwe instelling is nu van de baan. Het denken over cultuur is de laatste jaren veranderd, net als de kleur van het Venlose gemeentebestuur. Het Limburgs Museum lijkt van een toekomst verzekerd. Dat wist zelfs een nieuwe vleugel te realiseren dankzij de vondst van een middeleeuws joods ritueel bad, dat bij nader inzien mogelijk een beerput is. De toekomst van Museum van Bommel van Dam is ongewisser. De Venlose gemeenteraad drong aanvankelijk aan op een verzelfstandiging. Nu biedt ze het museum tot eind dit jaar de gelegenheid de mogelijkheden te onderzoeken van een gemeenschappelijk ondernemingsplan met het (provinciale) Limburgs Museum.

„Ons gebouw is op”, zegt directeur Rick Vercauteren. „Een renovatie kost 2,8 miljoen euro, terwijl de gemeente acht miljoen moet bezuinigen. Maar Venlo kan ook niet zomaar van het museum af. In de in 1969 gesloten contracten staat een verplichting tot ‘goed huisvaderschap’ tot tenminste 2084. Dat houdt in dat het goed ontsloten moet zijn en op gezette tijden geëxposeerd dient te worden.”

Het echtpaar Van Bommel-van Dam (hij verdiende goed in de effectenhandel en het bankwezen) bouwden na de Tweede Wereldoorlog een grote collectie moderne schilderkunst op. Ze lieten zich vooral leiden door persoonlijke smaak. Dat leverde misschien niet een heel evenwichtige verzameling op, maar wel een met stukken van kunstenaars als Melle, Schoonhoven, Fernhout en Armando. Venlo hapte toe, toen het paar op zoek ging naar een permanente plek voor de collectie. De gemeente kreeg 1.044 kunstwerken. In ruil daarvoor bouwde ze een museum met woonhuis en kregen de schenkers zelfs een auto en representatiekosten vergoed. Vercauteren: „Venlo wilde zichzelf cultureel op de kaart zetten. De wil om te verheffen paste bij de wederopbouwtijd.”

In de decennia na de opening in 1970 bleef het museum de collectie uitbreiden. Op andere terreinen bleef het achter. Vercauteren: „Toen ik hier tien jaar geleden aantrad, was de verzameling nauwelijks geïnventariseerd. Er was geen ondernemingsplan en het museum trok 10.000 bezoekers per jaar.”

Twee jaar geleden waren dat er 24.000, vorig jaar 16.000. Vercauteren hoopt met de „reuring” rond de nieuwe manifestatie weer in de richting van het recordjaar te gaan. Verdere samenwerking met Limburgs Museum biedt volgens hem ook mogelijkheden wat betreft het samenbrengen van collecties. „Zij hebben veel Limburgse kunstenaars van voor de oorlog. Wij van daarna.”

Vercauteren hoopt de komende jaren in elk geval meer te wortelen in Venlo en omgeving. Tot een diep gevoelde liefde tussen Venlo en het museum kwam het tot nu toe niet. 85 procent van de bezoekers komt niet uit de regio. „Maar als we een tentoonstelling hebben met werk van een prominente kunstenaar uit de provincie komen de Zuid-Limburgers ook naar hier.”