De summiere Nederlandse bijdrage aan UNMISS, de VN-vredesmissie in Zuid-Soedan, bestaat vooral uit politietrainers. Die adviseren de lokale politie over mensenrechten. Aardig idee in vredestijd, maar nu een flink deel van Zuid-Soedan in oorlogsgebied is veranderd, is er behoefte aan een nieuwe aanpak.
De VN-vredesmacht bestaat uit 11.000 personen, waaronder zo’n 8.700 in uniform. 25 van hen zijn Nederlanders, voornamelijk uitgezonden door de Koninklijke Marechaussee. Ze werken voor UNPOL, de United Nations Police. Deze missie bestaat al jaren. Zomer 2009 bezocht ik drie Nederlandse UNPOL-medewerkers. Het drietal was gelegerd op de VN-basis in Bor, ik mocht mee op patrouille. Op het plaatselijke politiebureau zagen we dat er minderjarige jongens in de cel bij de volwassenen zaten. ,,Dat is niet de bedoeling”, sprak de Nederlander tegen de politiechef. ,,Volgens internationale afspraken mogen minderjarigen en volwassenen niet op dezelfde cel.” De Zuid-Soedanees beaamde dat. “Het probleem is dat we hier maar één cel hebben.” We reden verder en brachten in een dorp verderop medicijnen. Het was rustig, maar schijn bedriegt. De drie Nederlanders hadden ook al eens assistentie geboden bij een tribale moordpartij, met honderden doden. ,,Wat wij kunnen doen? Niet heel veel. We zijn onbewapend. We kunnen rapporteren, en onze aanwezigheid laten zien in de hoop dat het kalmeert. Show de flag, noemen we dat.” De marechaussees waren ervan overtuigd dat de missie zinvol was. Later werden ook fysiek agenten getraind.
Toch is er in Zuid-Soedan ook altijd veel kritiek geweest op de VN-missie. Zuid-Soedanezen kijken van een afstandje naar de VN-bases, bewaakt met mitrailleurs en witte tanks. Het lijkt een machtige missie, die desondanks niet in staat bleek etnisch geweld te stoppen. Dat valt ook niet onder het mandaat van UNMISS. De wapens van de soldaten zijn er – mede – om de ongewapende Nederlandse politietrainers te beschermen.
De VN-basis in Bor, waar ik samen met de drie Hollanders nog een afscheidsfeestje vierde toen hun dienst erop zat, werd in april aangevallen door een woedende menigte. 58 doden, waaronder VN-personeel. Op dat moment waren er geen Nederlanders op de basis. In december vielen 30 doden bij een aanval op de VN-basis in Akobo. VN-kampen in Malakal en Bentiu zijn niet overlopen maar kwamen dusdanig in de frontlinie te liggen dat de burgers die er hun toevlucht zochten zelfs op het kamp niet veilig waren voor afgezwaaide kogels.
Een BBC-reportage uit Bentiu van begin mei laat de onmacht van de VN pijnlijk zien. Vanaf de VN-basis – die zoals bijna overal in Zuid-Soedan meer van vijf kilometer buiten het stadje ligt – is te zien hoe overheidstroepen voor de basis langs trekken – en later verslagen afdruipen, op de voet gevolgd door rebellen. De macht van de VN-missie stopt bij de toegangspoort tot de compound.
Binnen een maand na het uitbreken van het conflict in december werd het aantal doden op tienduizend geschat. Inmiddels moet het een veelvoud daarvan zijn, maar een betrouwbare schatting ontbreekt. Een miljoen mensen is op de vlucht in eigen land, nog eens 300.000 mensen vluchtten de grens over. De grootste ramp moet nog komen; omdat er nauwelijks sprake is geweest van landbouw ligt hongersnood op de loer.
Wat nu? Wat moeten we doen, wat kunnen we? Regering en rebellen zijn beiden verantwoordelijk voor het conflict, meent Nederland bij monde van minister Ploumen (Ontwikkelingssamenwerking). Ze schortte directe steun aan de regering van Zuid-Soedan op en verschoof 5 miljoen euro naar de hulp aan vluchtelingen. Rebellen onder leiding van Riek Machar worden verantwoordelijk gehouden voor de ‘massamoord van Bentiu’. Beelden van tientallen verbrande lichamen schokten eind april de wereld. De aanval op de VN-basis in Bor vond plaats toen juist de regeringstroepen dat gebied onder controle hadden, wat medeplichtigheid of schuld impliceert. Er zijn maar weinig ‘good guys’ in Zuid-Soedan.
UNMISS krijgt in juli een nieuw mandaat, en ook Nederland moet goed nadenken wat het wil. De tijd van langs politiebureaus rijden om te praten over mensenrechten is voorbij. De VN-missie lijkt niet veel meer te kunnen doen dan de schade beperken, voedsel uitdelen en het in leven houden van 80.000 vluchtelingen op haar eigen bases. Inmiddels zijn daar bij een cholera-uitbraak 29 doden gevallen. Meer dan duizend mensen zijn besmet.
Er kan nagedacht worden over een sterker mandaat, zoals dat ook bij VN-missie MONUSCO gebeurde in Oost-Congo. De VN gingen daar actief achter rebellen aan en de resultaten worden alom als positief gezien. Aan een tandeloze VN-missie heeft niemand iets. Dat kan leiden tot gevaarlijke situaties voor de Nederlanders, of tot frustratie over het feit dat ze nauwelijks aan hun taken toekomen.
Met valse hoop is niemand geholpen, en zeker Zuid-Soedan niet.