Hier wordt militaire geschiedenis geschreven. Hier wordt het internationale principe van soevereiniteit getart. Hier op de Herrenwaldkaserne, in het Duitse stadje Stadtallendorf, ontstaat een revolutionaire nieuwe vorm van internationale militaire samenwerking.
Een jaar geleden kondigde minister Jeanine Hennis-Plasschaert (Defensie, VVD) aan dat de luchtmobiele brigade uit Schaarsbergen onder Duits commando komt te staan. Op buitenlandse missies hebben Nederlandse militairen vaker onder leiding van een bondgenoot gewerkt – en andersom. Er wordt al intensief samengewerkt met de Belgische marine en de Duitse landmacht. Maar nu wordt voor het eerst in vredestijd een hele brigade onder Duits bevel geplaatst.
De ongeveer tweeduizend luchtmobiele militairen gaan op in de Division Schnelle Kräfte (DSK), de snelle interventie eenheid van Duitsland. In missies en tijdens oefeningen luisteren zij voortaan naar de orders van een Duitse generaal.
Morgen wordt die Duits-Nederlandse integratie bezegeld en groots gevierd. Beide Defensieministers, parlementariërs, legerleiding en honderden genodigden worden per helikopter naar Stadtallendorf gevlogen voor een parachutistenshow en ander militair ceremonieel. Nederland is ‘mede in het licht van aanhoudende budgettaire krapte in toenemende mate op veiligheidspartners aangewezen’, schreef Hennis vorig jaar. Nederland kán simpelweg niet meer alleen optreden.
Fusie in 2018 compleet
Hoe ziet die samenvoeging van twee eenheden met vliegtuigen, helikopters, parachutisten en infanteristen er in de praktijk uit? Wat is er op deze Duitse kazerne al te zien van militairen die verregaand samenwerken en volledig op elkaar ingespeeld moeten raken om branden te blussen in internationale crises?
„Stel je daar maar niet al te veel van voor”, zegt luitenant-kolonel René van Dorp (51) een week voor de fusie op zijn kantoor in Stadtallendorf. Van Dorp is anderhalf jaar geleden als eerste verkenner naar Duitsland gestuurd. „Een mooie uitdaging, maar het is vrij saai bureauwerk: veel denken, veel schrijven, hele dagen achter de computer”, zegt hij nuchter.
Op de pantservoertuigen bij de poort en een tweetal helikopters na, verraden alleen de uniformen en de rode baretten dat dit een kazerne is waar militairen werken. Dit is geen legerplaats met barakken en oefenterreinen, maar een kantorencomplex met linoleum vloeren, goedkope bureaus en iPads voor de staf.
Tussen de honderden bruingroen gestippelde uniformen van de Duitse landmacht is René van Dorp één van de tien pakken met grote camouflagevlekken van de Nederlandse landmacht. Zij zijn er voor „de papieren voorbereiding” van de fusie die in 2018 helemaal moet functioneren. Over vier jaar moeten de eenheden getraind en geoefend zijn om uitgestuurd te worden. Intussen blijven de Nederlandse militairen gewoon in Schaarsbergen en hun Duitse collega’s op door het land verspreide legerkampen. „De soldaat op de grond merkt er weinig van”, zegt Van Dorp.
Zijn persoonlijke integratie in Duitsland is maar beperkt. Hij woont niet op de kazerne, maar in een appartementje in de stad. Tussen de middag eet hij niet warm in de kantine, zoals de Duitsers gewend zijn te doen. Hij blijft achter zijn bureau, „in mijn cel”, en eet zelfgesmeerde boterhammen die hij van huis mee heeft genomen. Na het werk maakt hij een rondje op zijn racefiets. En vanavond gaan hier geplaatste Nederlanders samen naar de lokale Chinees. In het weekend is hij weer terug bij zijn vrouw en drie kinderen in Elst.
Hollandse grappen
Een dag met Van Dorp meelopen is een dag van vergaderingen, besprekingen, telefoontjes en mailwisselingen. ’s Ochtends zit hij wat verveeld bij een anderhalf uur lange vergadering over puur Duitse zaken. Eerst geven de twaalf Duitse officieren en hij elkaar netjes een hand, de hele dag spreken ze elkaar aan met Sie. Nederlandse militairen zijn gewend te tutoyeren. Hoewel tijdens oefeningen en missies de voertaal Engels is, gaat alles hier in het Duits.
Het was wel even wennen, vertelt Van Dorp later. De Duitse krijgsmacht is een formelere organisatie, strikter, hiërarchischer. Niet alle Hollandse grappen worden gewaardeerd. „Zij lachen er toch minder hard om dan wij als ik vertel dat mijn familie bijzondere ervaring heeft met Duitse paratroepen. Mijn vader zag ze op 10 mei 1940 landen in Den Haag.” Die geestig bedoelde opmerking toont ook aan hoeveel er binnen een generatie kan veranderen.
Van Dorps taak is vooral het schrijven van militaire doctrines, zodat iedere militair die straks wordt ingezet exact weet wat er van hem wordt verwacht. „Het klinkt simpel: samenwerken. Maar alles moet tot in de kleinste details kloppen. Duitse militairen moeten precies weten hoe ze uit een Nederlandse helikopter moeten uitstijgen en andersom. Als je elkaar niet begrijpt, kan dat mensenlevens kosten.”
En de soevereiniteit?
De twee krijgsmachten vliegen met heel andere toestellen. Nederland vervoert militairen met Chinooks en vecht met Apaches. De Duitsers doen dat met UHEY en Tigers.
„We leren van elkaar waar de ander goed in is”, legt Van Dorp uit. Zo zijn de Duitsers gespecialiseerd in airborne: militairen met parachutes uit een vliegtuig laten neerdalen. Nederland excelleert in airmobile: luchtmobiel transport met helikopters die landen, al dan niet in combinatie met aanvallen met gevechtshelikopters.
Is het niet efficiënter om beide landen te laten doen waar ze al goed in zijn? Als partners écht op elkaar kunnen rekenen, hoeven ze niet alles zelf te beheersen. Zou dat niet de toekomst van internationale samenwerking moeten zijn?
Zo werkt het niet, want daar komt het grote soevereiniteitsvraagstuk om de hoek kijken. De Nederlandse en Duitse eenheden worden wel aan elkaar geklonken, maar ze moeten op elk moment weer ontkoppeld kunnen worden. „Of we worden ingezet, beslist elk land afzonderlijk”, zegt Jörg Vollmer, de Duitse generaal die tot deze week leiding geeft aan de samensmelting. „Maar wij kunnen aantonen dat ze er meer aan hebben om ons samen uit te sturen. Apart kunnen we minder doen. Als politici dat toch willen, waarschuwen we ze voor de consequenties.”
Wat dat betreft zal de geïntegreerde divisie zich moeten bewijzen. Bestaande multinationale eenheden als de NATO Response Force en de EU Battle Group werden nog nooit in een missie ingezet, mede om de afzonderlijke toestemming van elk individueel land om dat te doen.
Dat is niet de zaak van Van Dorp. „Militairen bemoeien zich niet met de politiek, wij zorgen alleen dat we overal op voorbereid zijn.”