Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Economie

Zeven manieren om inkomensverschillen te verkleinen

Foto iStock

Ongelijkheid is een groeimarkt. Het boek over inkomens- en vermogensongelijkheid van de Franse econoom Piketty is een wereldhit. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, denktank en adviseur van de regering, kwam met het rapport ‘Hoe ongelijk is Nederland’. En het Centraal Bureau voor de Statistiek presenteerde een rapport over welvaart.

Even de cijfertjes: in 2012 verdienden 44.210 Nederlandse werknemers meer dan 150.000 euro bruto. Twintig van de grootverdieners waren jonger dan 20 jaar. Voetballers. In 2012 hadden de 18.500 allerrijkste Nederlandse huishoudens samen een totaal vermogen (minus schulden) van 51.700.000.000 euro. Zij vormen het bovenste kwartprocent. Gemiddeld was hun vermogen 2,8 miljoen euro.

Wat te doen tegen ongelijkheid? Zeven manieren om extreme inkomens- en vermogensverschillen te verkleinen:

1. Hogere lonen

Hogere lonen verkleinen de afstand tot managers en anderen met topbeloningen. Een van de frappante kenmerken van de periode vóór en na de kredietcrisis (2008) is het hoge niveau van de winsten in het bedrijfsleven, met name van grote, op export gerichte ondernemingen. Het hogere aandeel van winsten in de economie vertaalt zich in een lager aandeel van de lonen.

Deze verschuiving gaat gepaard met een indrukwekkende teruggang in de hele westerse wereld van het aantal werknemers dat lid is van een vakbond. Deze trendmatige daling blijft meestal ongenoemd bij de verklaring van groeiende ongelijkheid. In Nederland is het aandeel van vakbondsleden in de werkende bevolking gedaald tot een historisch lage 20 procent.

2. Hogere winstdelingen

Uitkering van hogere winsten aan werknemers verhoogt hun totale beloning en verkleint het gat met grootverdieners. Ideaal voor bedrijven die vanwege hun fluctuerende winstgevendheid geen hogere vaste lonen willen betalen, maar wel personeel willen binden. Betere winstdelingen werken ook als stimulans voor teamwerk: samen hard werken om het winstdoel te bereiken en er ook zelf van profiteren.

Verdampt de winst, bijvoorbeeld vanwege een economische malaise, dan zit een bedrijf niet opgescheept met hoge vaste loonkosten en de dreiging van ontslagen. Geen winst, geen winstdeling. In Nederland is ASML, de chipmachinefabrikant in Veldhoven, een voorbeeld van een bedrijf met een aantrekkelijke winstdeling. Over 2013 betaalde ASML (10.360 voltijdbanen) ruim 81 miljoen euro aan winstdelingen uit.

3. Maak werknemers aandeelhouders

Deze variant reduceert inkomens én vermogensongelijkheid. De werknemer krijgt als aandeelhouder dividend (hoger inkomen), maar hij bouwt als aandeelhouder in het bedrijf ook extra kapitaal op als de waarde van zijn belegging stijgt (vermogen). De werknemer wordt een ‘kleine kapitalist’, dat is juist een reden dat de vakbonden hier nooit hard voor lopen.

In 1991 schreef advocaat Allard Voûte een proefschrift waarin hij de hogere prestaties bij werknemersparticipatie beschreef, maar tegelijkertijd vaststelde dat werkgevers het interessanter vonden dan de vakbonden die voor werknemersbelangen moeten opkomen.

In de daaropvolgende jaren kreeg werknemersparticipatie vooral de vorm van optieregelingen. Voor managers. Daarbij kon je tegen een vooraf vastgestelde prijs aandelen kopen. Bij stijgende beurskoersen was dat gemakkelijk geld verdienen: je oefende de optie uit en verkocht de aandelen tegen een hogere koers. Kassa! Dit leverde dus weinig echte financiële participatie op omdat werknemers hun aandelen snel met winst verkochten.

Echte aandelenparticipatie maakt inmiddels een comeback. In de VS heeft bijvoorbeeld een vijfde van de 100 grootste ondernemingen een aandelenplan voor werknemers.

4. Vermogensaanwasdeling

Een idee uit de linkse jaren zeventig (van de vorige eeuw). Het kabinet Den Uyl (1973-1977) zag de vermogensaanwasdeling, kortweg VAD, als een manier om de ongelijkheid in de samenleving te bestrijden. Grote ondernemingen moesten geld steken in een apart fonds, dat aandelen zou kopen. De gezamenlijke werknemers zouden eigenaar moeten worden van dit fonds, dat onder de hoede moest komen van de vakbeweging. Zo zouden werknemers stilletjes vermogen opbouwen, niet individueel zoals de werknemer als ‘kleine kapitalist’, maar gezamenlijk als collectieve kapitalist.

De werkgevers waren mordicus tegen. Tot ver over de grens maakten topmanagers zich zorgen. Toenmalig minister van Financiën Wim Duisenberg vertelde later van een Amerikaanse staatssecretaris van Financiën die overstapte naar een grote oliemaatschappij. Toen Duisenberg hem weer eens tegenkwam, vroeg de Amerikaan hem: “Hi Wim, how is the vermogensaanwasdeling?” Dat was het enige Nederlandse woord dat hij kende.

5. Snijd fiscale vluchtroutes af

Dit is een indirecte manier om de ongelijkheden terug te dringen. De Oeso, de overlegorganisatie van de grote industrielanden, werkt aan een internationaal plan om nationale belastingvoordelen te schrappen. Nederland zakt op de ranglijst van belastingparadijzen. Het mes snijdt aan twee kanten. Doordat ondernemingen over een groter deel van hun winst belasting moeten betalen, stijgen de opbrengsten van de vennootschapsbelasting zonder dat de belastingtarieven zelf omhoog moeten.

Hogere belastingbetalingen door bedrijven zijn goed voor de staatskas. Dankzij zulke extra opbrengsten kunnen de inkomstenbelastingen en sociale premies voor werknemers verlaagd worden. Dat is goed voor de nettolonen van werknemers. Tegelijkertijd zet de hogere winstbelasting beurskoersen onder druk en daarmee de waarde van financiële vermogens van beleggers. Dus ook de vermogensongelijkheid neemt af.

6. Handhaaf de crisisbelasting

Dat klinkt als een belastingverhoging, maar is het niet. Over 2012 voerde het kabinet Rutte-2 een aparte belasting in voor hoge inkomens en gouden handdrukken. Deze belasting vroeg een bijdrage van de hoogste inkomens aan het terugdringen van het begrotingstekort in de crisis. Vandaar de naam: crisisheffing. Dat is een extra inkomstenbelastingtarief van 16 procent op het bedrag boven 150.000 euro. Die belasting is voor rekening van de werkgever, niet van de werknemer.

Bij de aankondiging was deze heffing eenmalig, maar hij is vorig jaar met een jaar verlengd. Over 2012 leverde de heffing ruim 628 miljoen euro op, duidelijk meer dan de geraamde 500 miljoen. Zelfs de overheid onderschatte kennelijk de ongelijkheid en wist niet dat er zoveel hoge inkomens waren.

De belasting verkleint de ongelijkheid op twee manieren: organisaties moeten beter nadenken over excessieve beloningen, want ze betalen twee keer: een keer aan hun werknemer en een extra deel aan de Belastingsdienst. Verder draagt de heffing bij aan de gevoelsbeloning: ook hoge inkomens worden ‘gepakt’.

7. Gebruik onze pensioenmacht

Nederland is een koploper in werknemerspensioenen. In weinig andere landen is zoveel gespaard ten opzichte van de omvang van de economie als hier. Pensioenfondsen en verzekeraars beheren samen 1.400 miljard euro pensioengeld. De pensioenmacht is in handen van de vakbonden en werkgevers die de fondsen besturen. Zij kunnen de ongelijkheid van inkomens als aandeelhouder bestrijden.

IJver als belegger voor matiging van beloningen van topmanagers. Gebruik de regels in je voordeel. De Europese Commissie wil de verhouding tussen de beste en slechts betaalde werknemer verankeren op 25 verankeren. Die verhouding ligt nu eerder op 50, nog exclusief beloningen in de vorm van aandelen. Zoek bondgenoten om topbeloningen op de maatschappelijke agenda te houden.

Minister Asscher van Sociale Zaken wil bijvoorbeeld de ondernemingsraad meer invloed geven op beloningsverhoudingen in bedrijven. Geld met geld verdienen is een bron van de vermogenskloof. Draai het om en gebruik geld om ongelijkheid te bestrijden.