Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

Politie, recht en criminaliteit

Minder erg seksueel geweld is ook erg

Scherpe kritiek kreeg haar onderzoek over seksueel geweld deze week te verduren. Corinne Dettmeijer dient de criticus van repliek.

Onder de kop ‘Wantrouw de absurde cijfers over seksueel geweld’ ageert Peter Vasterman in nrc.next (3 juni) tegen mijn rapport, en dan met name tegen het daarin geschatte aantal van 62.300 slachtoffers van strafbaar seksueel geweld. Met veel van zijn kritiek ben ik het eens. Een goede lezer van mijn rapport had dat geweten.

Zo wordt een meisje van vijftien op de achttiende verjaardag van haar vriendje inderdaad niet ineens zijn slachtoffer. Zoals te lezen valt in mijn rapport heb ik dit, evenals ongewenste seksuele opmerkingen of blikken, anders dan in de oorspronkelijke onderzoeken, niet meegerekend in mijn schatting. Ik heb mij beperkt tot strafbaar seksueel geweld: gedrag dat voldoet aan de definities in de zedentitel van het Wetboek van Strafrecht. Gedrag dus waarvan wij, als maatschappij, via parlement en wetgever, hebben vastgelegd dat we dit ongewenst vinden. Dat schaar ik, inderdaad, onder de verzamelterm ‘seksueel geweld’: zedendelicten lijken mij per definitie geweld.

Dan het getal 62.300, waarin ik te veel op één hoop zou vegen. Dat getal staat niet voor niks – in mijn rapport zelf, in de factsheet van het rapport, in het persbericht over het rapport – in de juiste context: in de meeste gevallen gaat het om minder vergaande hands-on vormen, zoals ongewild seksueel aangeraakt of gezoend worden, of om hands-off geweld. Maar nog altijd één op de tien meisjes is weleens tegen haar wil gevingerd, of heeft weleens iemand tegen haar wil afgetrokken. Vastermans kritiek lijkt zich hier dan ook meer op de koppen in de krant dan op de bron van het nieuws te richten.

Want ja, het één is erger dan het ander. Maar dat wil niet zeggen dat dit andere niet erg is. Wie de (strafbare) minder ernstige hands-on en de hands-off vormen van seksueel geweld wegwuift als ‘inflatie’ begaat een vergissing. De rechtszaak tegen Frank R. uit Cuijk, die dezer dagen speelt, laat zien wat hands-off geweld zoal kan betekenen. Zo chanteerde hij zijn slachtoffers tot steeds verder gaande seksuele handelingen met de foto’s die hij via de webcam van hen maakte.

De steekproef is representatief

Het percentage slachtoffers (twee op de tien jongens, vier op de tien meisjes) is ook methodologisch minder problematisch dan Vasterman schrijft. Zo is de omvang van de steekproef waarop dit is gebaseerd, volgens de meta-analyse die Vasterman aanhaalt en die ik noem in mijn rapport, niet klein maar middelgroot. Verder is het bij ieder steekproefonderzoek van belang dat de steekproef representatief is voor de populatie. Dat is hier het geval. Dat dit cijfer een schatting is, en dat het ter illustratie dient, staat prominent in mijn rapport.

Vasterman heeft ook kritiek op de methode van de onderzoeken waarop ik mij baseer: zelfrapportage. Nu is dit ten eerste een zeer gangbare vorm bij populatieschattingen. Maar er valt iets veel interessanters hierover te zeggen. Ik schrijf in mijn rapport inderdaad dat niet ieder slachtoffer zichzelf ook als slachtoffer ziet. Ik heb daarom alleen antwoorden op meer objectieve vragen, zoals ‘heb je weleens tegen je wil geslachtsgemeenschap gehad?’ meegenomen, en niet op vragen als ‘ben je weleens slachtoffer geweest?’

Want waarom voelt iemand zich eigenlijk geen slachtoffer? Uit mijn data blijkt dat ongeveer een kwart van de bij het Openbaar Ministerie ingeschreven verdachten minderjarige jongens zijn die leeftijdsgenoten verkrachten of aanranden. Zou het zo kunnen zijn dat hun slachtoffers zichzelf niet zo zien, omdat ze bijvoorbeeld denken dat ze het er zelf naar gemaakt hebben? Dat ze bijvoorbeeld met hem mee naar huis gingen, en dat het dan eigenlijk logisch was?

Of kan het zijn dat ze, zoals vaak gebeurt, lichamelijke opwinding voelden en daarom denken dat ze het blijkbaar toch zelf ook wilden? Of kan het zijn dat een dochter het normaal vindt dat haar vader haar steeds wil ‘knuffelen’, omdat hij dat nu eenmaal altijd zegt? Of kan het zijn dat een meisje het weliswaar heel vervelend vindt dat haar ex die naaktfoto heeft verspreid, maar dat het niet in haar opkomt dat dit meer is dan een wraakactie?

Al deze kinderen moeten weten dat wat hen is overkomen wel erg is, niet hun schuld is en het vertellen waard is. Wat ik zelf namelijk het meest schokkende vind aan mijn rapport zijn niet de 62.300 slachtoffers maar het feit dat zo weinigen durven vertellen wat hen is overkomen.

Dááraan moet wat gebeuren. Vandaar dat ik aanbeveel met goede publieksvoorlichting seksueel geweld bespreekbaar en herkenbaar te maken. Zodat, wanneer het minderjarige meisje wél tegen haar zin seks heeft gehad met haar vriendje, ze dit ook durft te zeggen. En zodat, wanneer ze dit zegt, ze ook serieus genomen wordt, en niet te horen krijgt: ‘zei je wel nee?’