Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Altijd bewierookt, maar ook veracht

Real Madrid kan zaterdag voor de tiende maal de belangrijkste Europese beker winnen. De eerste werd in 1956 binnengehaald. Het beleid bij de club is één opzicht niet veranderd. Wie wil winnen, verleidt met geld.

Van de Portugese sterspeler Cristiano Ronaldo wordt verwacht dat hij Real Madrid naar de tiende overwinning van de Champions League [voorheen Europa Cup I] leidt.
Van de Portugese sterspeler Cristiano Ronaldo wordt verwacht dat hij Real Madrid naar de tiende overwinning van de Champions League [voorheen Europa Cup I] leidt. Foto AP

Witte magie! Zoals dezer dagen Lionel Messi en Cristiano Ronaldo beurtelings door hun balvaardigheid worden verheven tot buitenaardse wezens, zo zochten zestig jaar geleden voetballiefhebbers en -verslaggevers vertwijfeld naar de meest treffende superlatieven om het spel van Real Madrid te duiden. „Onaards” en „bovenmenselijk” werden de „witte engelen” genoemd in een periode waarin Real Madrid de eerste vijf edities (1956-1960) van de Europa Cup I won.

Zo heeft elke generatie haar helden. Steeds weer dienen zich nieuwe afgoden aan, de één gezegend met nog meer talent dan de ander. Toen, tijdens de hegemonie van de club uit Madrid, was de Argentijn Alfredo di Stéfano de ster, met later aan zijn zijde de Hongaar Ferenc Puskas, de Spanjaard Francisco Gento, de Fransman Raymond Kopa en achter zich de eerste aanvallende centrumverdediger/libero José Santamaria uit Uruguay.

Er was maar één ploeg waar je als liefhebber van artistiek voetbal vol verwachting naar keek. Die ploeg in het toen nog smetteloos witte tenue. Wit staat voor zuiverheid en reinheid. Toen, in de hoogtijdagen van Real Madrid en Di Stéfano, voor verdoving van de alledaagse werkelijkheid. Hoe de voorzitter, Don Santiago Bernabéu, de club ook tot een machtig imperium maakte, deed er niet toe. Het ging om wat in het theater werd vertoond. Zo is het nog steeds.

Hoe Barcelona, Manchester United, AC Milan, Bayern München of Ajax de liefhebbers ook bij toerbeurt hebben betoverd, zaterdag staat Real Madrid alweer voor zijn tiende overwinning in het Europese toernooi voor landskampioenen. En weer zal deze eventuele mijlpaal van de ‘Koninklijke’ omstreden zijn. Uitblinkende spelers die zijn gekocht uit mogelijk onwettig verkregen financiële middelen, bevoordeling door welke instantie ook, weinig spelers uit eigen jeugd en zo verder. Kortom, zo is het altijd geweest: Real Madrid wordt bewierookt en veracht, al meer dan een halve eeuw.

Ontfutselen

Don Santiago Bernabéu, eens een aanvaller van Real Madrid, deed begin jaren vijftig al wat nu gemeengoed is bij grote, rijke voetbalclubs. Hij zette de politiek naar zijn hand, tastte de grenzen van internationale spelregels af en kocht de meest talentvolle spelers – of ze nu al een afspraak hadden met rivaliserende clubs of niet. Zo wist hij de beste voetballer van de wereld, Di Stéfano, met dank aan Generalísimo Franco en de wereldvoetbalbond, aan Barcelona te ontfutselen. Zo verleidde hij de ontheemde Hongaar Puskas tot een verbintenis met Real Madrid. Zo vond hij José Santamaria en Raymond Kopa.

Zijn opvolgers als voorzitter deden niet anders. Hugo Sanchez, Figo, Kaka, Beckham, Zidane, Ronaldo, Bale. En dat gevoegd bij Amancio, Butragueno, Michel, Raúl, Redondo en vele anderen, met Nederlanders als Metgod, Van Nistelrooij, Sneijder, Van der Vaart, Robben en trainers als Beenhakker en Hiddink. Real Madrid staat, sinds Bernabéu, symbool voor de status van voetbal: wie wil winnen, verleidt met geld.

Santiago Bernabéu, voorzitter van 1943 tot 1978, deed waar het volk nood aan heeft. Hij smeedde een voetbalclub waar mensen zich mee verbonden voelen: succes, glorie, overgave. Zo liet hij in het centrum van de stad, aan de Paseo de Castellana, een kathedraal bouwen, een majestueus multifunctioneel stadion waar minimaal honderdduizend Madrilenen hun religie kon belijden. Sterker nog: omdat de banken hem niet gunstig gezind waren in deze riskante onderneming bedacht hij een bijzonder lidmaatschap. Leden betaalden in stenen en bouwden zo hun eigen stadion. Zo ontstond tien jaar na de plannen in 1954 het Estadio Chamartin. Een jaar later werd het stadion omgedoopt in Estadio Santiago Bernabéu. Zo doe je dat, toen al.

De successenreeks die zaterdag moet eindigen in de tiende Europa Cup voor landskampioenen [sinds 1993 Champions League], mag dan voor een belangrijk deel te danken zijn aan het zakelijke brein van Santiago Bernabéu, zonder het talent van Di Stéfano had de club niet zoveel naam gemaakt. De Argentijn, die vorig jaar op 87-jarige leeftijd trouwde met een vijftig jaar jongere Costa-Ricaanse, werd in 1952 ingelijfd en leidde Real Madrid naar vijf Europese triomfen. Di Stéfano, nu erevoorzitter, scoorde in alle finales die hij speelde.

De meest gedenkwaardige Europa-Cupfinale waarin de ‘blonde pijl’ excelleerde, geldt die van 1960 in het Hampden Park van Glasgow, tegen Eintracht Frankfurt: 7-3. De 135.000 toeschouwers schotelde hij samen met Puskas, Gento, Santamaria en anderen een wervelende, onvergetelijke voetbalshow voor. Di Stéfano scoorde drie keer, Puskas vier keer. De zwartwitbeelden spreken voor zich.

Zonder Di Stefáno verging het Real Madrid aanmerkelijk minder. In 1966 won de club voor de zesde keer de Europa Cup I. Maar de betovering was zonder hem verbroken. Het wit stond voor het verleden, voor magische voetbaltijden. In 1978 overleed Bernabéu. Wat zijn opvolgers ook probeerden, Europese titels (op tweemaal de UEFA Cup na) konden zij de immense supportersschare niet schenken. Trainers kwamen, trainers gingen. Pas in 1998 (Amsterdam) werd de zevende titel een feit, door een overwinning op Juventus. Aan de hand van weer zo’n bijzonder talent: de Argentijnse strateeg, Fernando Redondo.

Aan begenadigde voetballers heeft het Real Madrid nooit ontbroken. Meestal gekocht voor veel geld. Soms opgeleid op het jeugdcomplex. Het wit van de ‘Koninklijke’ blijft een magische aantrekkingskracht uitoefenen. In 2002 leidde de Fransman Zinedine Zidane de club naar de negende Europese titel. Niet alleen door zijn uitzonderlijk mooie doelpunt in de finale, maar ook door zijn betoverende acties. Anders dan Di Stéfano in de jaren vijftig, maar even indrukwekkend.

Nu fonkelt een nieuwe ster in het wit van Real Madrid. Cristiano Ronaldo, een Portugees. Van hem wordt verwacht dat hij de Spaanse club naar La Decima, de tiende, leidt. Ter ere van Don Santiago Bernabéu, de man die Madrid wervelend voetbal schonk. Ter ere van Alfredo di Stéfano, de eerste voetballer die witte magie verspreidde. Misschien is hij aanwezig in Estadio da Luz, het stadion van het licht, en kan hij genieten van zijn opvolgers.