Neem die rechtenstudent die ooit werd aangehouden wegens een valse bommelding, maar niet werd vervolgd. Of de drugsgebruiker, die nu bij sollicitaties het jaren oude interview dat ze in een onbewaakt moment gaf, aan haar cv gehecht ziet.
Kunnen die jeugdzondes niet eens van de site gehaald worden?
Schrappen in het archief – met een lelijk Engels woord: unpublishing – was toch wel de heetste aardappel op het menu van de Organisatie voor Nieuws Ombudsmannen (ONO) die deze week congresseerde in Hamburg.
Het gezelschap van 52 ombudslieden en gasten, van een Duitse Leser-Obermann tot de defensória del publico van Argentinië, brak zich het brein over de vraag wat ze aanmoeten met zulke verzoeken.
De ervaringen liepen uiteen. Een Belgische collega krijgt zulke verzoeken vrijwel nooit; de ombudsman van The Guardian juist talrijke, en het „worden er elk jaar vijf keer zoveel”. En deze krant? Ja, het aantal stijgt (enkele per week), nu de krant het archief online doorzoekbaar heeft gemaakt. Wie googelt, krijgt het begin van een stuk te zien; abonnees kunnen het hele stuk raadplegen.
Met die digitale transparantie komen nieuwe dilemma’s. Het belang van burgers om te worden verlost van de gesel van Google, moet worden afgewogen tegen het belang van een intact, en dus betrouwbaar archief. We gaan toch ook niet knippen in leggers of microfiches? Aan de andere kant, internet heeft een nieuwe realiteit gecreëerd. Wat te doen?
Vooral voor Amerikanen en Britten blijkt het een netelige kwestie – alleen al omdat in hun kranten doorgaans de hele naam van een verdachte wordt vermeld (vaak ook de woonplaats).
Moet dat bericht over die rechtenstudent bijvoorbeeld weg?
De genereuze Canadese collega vindt van wel. „Uit medemenselijkheid. En deze jongen was onschuldig.”
De sceptische collega van Associated Press: „Nee. Opgepakt worden door de politie is een ernstig feit, dat genoteerd moet worden. Bovendien, weet je wel zeker dat hij niet schuldig was?”
De gereformeerde Nederlandse collega: „Maar stel dat het een miskleun van de politie was, en een verslaggever wil een stuk maken over zulke fouten. Dan vind je dit voorbeeld niet meer.”
De historisch onderlegde Zuid-Afrikaanse collega: „Kranten moeten de geschiedenis niet veranderen, punt.”
De empathische Keniase collega: „Maar het is geen kwestie van de geschiedenis veranderen, de meeste gebeurtenissen komen toch al niet in de krant. Daar wordt dit dan gewoon bijgevoegd.”
Voor Nederlandse en Belgische media, die in misdaadzaken werken met initialen of, bij kleine misdrijven, de naam weglaten, knelt dit probleem minder.
Over het belang van een intact archief is bovendien Nederlandse, Duitse en andere jurisprudentie, waarin ook het belang van een ongeschonden archief voor nieuwsmedia centraal staat.
Maar toch. Een aantal kernpunten uit de discussie in Hamburg.
• De meeste verzoeken tot ‘ontpubliceren’ betreffen geen strafzaken of veroordelingen, maar veel kleiner burgerleed, dat voor betrokkenen natuurlijk best groot kan zijn. Het gaat dan om source regret: spijt van een uitspraak, ontboezeming of commentaar. Daarvoor geldt: spijt is geen reden genoeg om iets aan te passen of zelfs te verwijderen. Bijna alle gevallen die deze krant bereiken, vallen ver onder die streep.
• Hoe dan ook zijn heldere en openbare criteria nodig. NRC Handelsblad houdt het vooralsnog op wat in het Stijlboek staat: zulke verzoeken worden in principe niet gehonoreerd – behalve in zeer extreme gevallen. Dan moet vermeld worden wat er is veranderd, en waarom. Die strenge lijn lijkt mij correct – ook al omdat reputatiemanagement een industrie is geworden, ook voor individuen. Een krant die daar te snel aan toegeeft, begeeft zich op een hellend vlak.
Ook bij NRC Handelsblad is wel eens een minder urgent verzoek gehonoreerd, uit empathie. Toch is dat niet de juiste weg, vind ik. De neiging met de hand over het hart te strijken is groot – wat doet die naam er nu toe? – maar zoiets moet beslist worden aan de hand van duidelijke criteria, niet op gevoel. Die zijn nu onderwerp van gesprek tussen hoofdredactie, chef internet en ondergetekende.
• Een deel van de oplossing ligt niet aan het eind van de journalistieke keten, na publicatie, maar aan het begin: journalisten moeten hun bronnen duidelijk maken wat ze voor ogen hebben, en afwegen wat ze opschrijven en wat niet. Burgers op hun beurt moeten beseffen dat wat ze anno 2014 in de media zeggen, altijd weer kan opduiken. De kattenbak is voor eeuwig doorzichtig geworden. En wie weet went dat, na deze „overgangsperiode”, zoals een collega zei, en is ook dát een deel van de oplossing.
• Voor feitelijke fouten in het archief is de remedie een correctie te hechten aan het stuk, al is het jaren oud. The New York Times corrigeerde onlangs een stuk uit 1853 (waarin de naam van de auteur van 12 Years a Slave verkeerd was gespeld). Zoiets kan ook bij civiele of strafzaken waarvan de afloop de krant niet heeft gehaald. Een discussie is weer of de tekst moet worden gecorrigeerd met een uitleg eronder, of de tekst ongemoeid moet blijven en de correctie eronder (of erboven) geplaatst. Kopzorgen alom.
• Ten slotte: is voor dit morele probleem niet, zoals vaker, een simpele technische oplossing? De steen des aanstoots voor veel klagers is niet zozeer dat een stuk in het archief bewaard is, maar dat het hoog opduikt op Google. Dat kan simpel worden voorkomen: het stuk kan onzichtbaar worden gemaakt voor zoekmachines, maar blijft te raadplegen in het archief van de krant, ook online.
Ook dat heeft een nadeel: de krant verliest aan zichtbaarheid op zoekmachines, waar stukken van concurrenten gewoon opduiken. Niet aantrekkelijk voor media die hun archief willen openen voor de buitenwereld (en er geld mee willen verdienen). Hier zullen uitgevers een afweging moeten maken.
Hoe dan ook, één jeugdzonde is niet genoeg.
Reacties: ombudsman@nrc.nl