Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Zo vrij is de pers nou ook weer niet

Morgen is het de Dag van de Persvrijheid. Nederland staat in de top van meest vrije landen. Wat mogen journalisten hier niet?

De zweetdruppels op he voorhoofd van Frank de Boer. Of het geduw in het strafschopgebied. Zwevende camera’s zouden dat perfect in beeld kunnen brengen. Maar de NOS mag geen minihelikopters gebruiken. ‘Drone-journalistiek’ is gebonden aan strenge regels.

Ons land scoort hoog op het gebied van persvrijheid, zo blijkt uit lijstjes. Het Amerikaanse Freedom House zette Nederland op de eerste plaats in de persvrijheidsindex. De mensenrechtenorganisatie publiceert deze wegens de Internationale Dag van de Persvrijheid (3 mei). Een andere lijst, van het internationale Reporters Without Borders, onderstreept dit: Nederland staat op nummer twee, na Finland.

Maar ook Nederlandse journalisten mogen niet alles. Hoe zit het dan met die regeltjes? Daar wordt soms flink over gesteggeld. Neem de discussie rondom bronbescherming. Anders dan in andere landen kent de Nederlandse wet geen bepaling die journalisten het recht geeft hun bronnen geheim te houden. Als de NOS rellende voetbalsupporters heeft vastgelegd, kan het Openbaar Ministerie die beelden in principe opeisen. In veel andere Europese landen werkt dat anders: daar heeft de journalist wettelijk het recht om dat materiaal geheim te houden.

Er bestaat een goede uitweg. Journalisten kunnen zich bij het Europees Hof in Straatsburg beroepen op artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens: de vrijheid van meningsuiting. De laatste jaren krijgen journalisten daar steeds vaker gelijk van de rechter. In Den Haag wordt gewerkt aan een wetsvoorstel dat ook Nederlandse journalisten dit zogeheten ‘verschoningsrecht’ geeft. Sinds vorige maand ligt het bij de Raad van State.

Welke regels zijn hier verder voor journalisten? Drie voorbeelden.

1De privacy van de Oranjes Ieder mens heeft recht op persoonlijke ruimte. Dat wat zich in jouw privéleven afspeelt, mag niet zomaar in de krant komen. Dat lijkt logisch, maar bij BN’ers is het lastiger. Grondregel: pas als publicatie een algemeen belang dient, is een zaak relevant voor de pers. Maar waar ligt dan de grens met de privésfeer?

Denk aan onze beroemdste BN’ers: de Oranjes. Het internationale persbureau Associated Press (AP) publiceerde in 2009 plaatjes van de koninklijke familie op de ski’s in Argentinië. Het gevolg: een gerechtelijk verbod. AP had inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer.

Het weekblad Nieuwe Revu plaatste vorig jaar foto’s van een hockeyende prinses Amalia en kreeg ruzie met de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD). Die beroept zich op de zelf ingestelde Mediacode. Want, zo zegt de code, de koninklijke familie mag zelf bepalen wat onder de privé- of publieke sfeer valt. Daarom laten zij fotografen alleen toe tijdens een georganiseerd persmoment en bij officiële gelegenheden.

„Dit systeem reduceert de media tot pr-bureaus”, schreef Reporters Without Borders in reactie op de AP-zaak. Maar de code is niet algemeen verbindend, zoals een wet. Dat betekent dat journalisten zelf mogen kiezen of ze ’m wel of niet ondertekenen.

Egbert Dommering, emeritus hoogleraar Informatierecht: „Als een foto buiten de code om wordt gepubliceerd, moet de rechter oordelen.” Want wat nu als een prins bij zijn zieke moeder op bezoek gaat? Dat ligt eraan. „Als het gaat om pure ‘nieuwsgierigheidswaarde’, zal de rechter dat niet snel tolereren.”

2Wobben, maar met mateOverheidsinformatie is in principe vrijelijk beschikbaar. Opvragen kan via de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Handig voor journalisten, maar er zijn uitzonderingen. Arthur Maandag houdt zich bij de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) bezig met de Wob. „Het verzoek kan om veel redenen geweigerd worden”, zegt hij, „bijvoorbeeld omdat de informatie de staatsveiligheid in gevaar brengt.” Vertrouwelijke persoonsgegevens zijn ook niet beschikbaar – de privacywet – en hetzelfde geldt voor bedrijfsgegevens. Soms zijn hier uitzonderingen op. Dan beslist de rechter.” Hoeveel aanvragen worden afgewezen, wordt niet bijgehouden. Er bestaat geen centraal register bij de overheid.

3 Gebruik geen dronesAan Amerikaanse universiteiten is drone-journalistiek al sinds 2011 een onderzoeksgebied. Maar de journalist die in Nederland vliegende camera’s wil gebruiken, moet toestemming krijgen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Een greep uit de eisen: de gebruiker moet een opleiding volgen, de drone moet op 150 meter afstand blijven van mensen en elke vlucht moet worden gemeld bij de burgemeester en inspectie. Het maakt journalistiek gebruik vrijwel onmogelijk.

Voor de meesten is dat dan ook een horde te veel. Vorig jaar diende één journalist een aanvraag in. Dat tegenover 149 verzoeken van andere burgers. Het aantal afwijzingen is niet bekend, zo zegt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), maar een schatting ligt rond de 10 procent.

De NVJ schreef in februari een brief aan staatssecretaris Mansveld (Infrastructuur en Milieu), met hoop op een versoepelde regelgeving. „Het gebruik van drones dient vanuit het grondrecht voor vrije nieuwsgaring mogelijk te zijn”, zegt de vakbond. Zo zouden drones dichter bij mensen moeten kunnen vliegen. De vakbond heeft nog geen reactie ontvangen.