Ach, Europa – volgende maand verkiezingen en weer zal het gaan over bureaucraten, het democratisch tekort, onze bedreigde soevereiniteit die eigenlijk al geen soevereiniteit meer is – en ook weer over het wanhopige zoeken naar die Heilige Graal van integratie en samenhang: een gedeelde Europese identiteit. En op talloze plaatsen in het land, in zaaltjes en congrescentra, op televisie en op de opiniepagina’s zal, wanneer de discussie vastloopt, iemand opstaan die zegt: als ik in Amerika/Afrika/China ben, voel ik me wel heel erg Europeaan.
Goedbedoeld, maar daarom niet minder dodelijk.
Eerlijk gezegd: ik kan me niet herinneren dat ik me ooit „Europeaan” heb gevoeld – wel eens niet-Amerikaan wanneer ik in Amerika was, niet-Aziaat wanneer ik in Azië was, enzovoort. Dat gevoel van culturele dislocatie beschouwen als een verborgen verwantschap met een continent, lijkt me wishful thinking.
Één worden betekent je één voelen - en dus is er de afgelopen decennia veel gedaan om de Unie ook een gemeenschappelijk cultureel draagvlak te geven. Ach, de forumavondjes waar schrijvers zich bogen over de vraag of er zoiets als Europese literatuur bestond! En ook de talloze Europese bloemlezingen, de Europese manifestaties, en, niet te vergeten, de Europese prijsvragen – verzin een nieuw volkslied, een nieuwe vlag, een nieuwe munt. Allemaal in de hoop dat wij burgers ons over de grenzen van ons nationale bewustzijn heen elkaar zouden vinden in een gedeelde culturele Europese identiteit – en elkaar uiteindelijk federaal in de armen zouden vallen.
Vooral de dichters, herinner ik me, waren populair. Er kon niks Europees georganiseerd worden, of er werd een blik dichters opengetrokken. Er werden bloemlezingen uitgegeven, lofdichten en hymnes besteld, poëzieavondjes georganiseerd in tot cultuurcentra verbouwde fabriekshallen om de Europese dichtersstemmen in koor te laten klinken. Het ergste voorbeeld van deze zwaar gesubsidieerde culturele heilverwachting, was een Europees project waarbij dichters uit de lidstaten wekenlang in een reusachtige aak al declamerend de Rijn afvoeren, de bewoners van de aangedane steden en dorpen ongetwijfeld verbluft achterlatend.
Waarom dichters? Europa, luidde de boodschap, was niet zomaar een praktische, economische of zelfs politieke entiteit – Europa was iets hogers, Europa was jezelf overstijgen, Europa was transcendentie.
Europa wás poëzie.
Die verheven wensgedachte is vrijwel vervlogen. De naïeve gedachte dat je op deze, van bovenaf afgedwongen, kunstmatige manier een gezamenlijke culturele identiteit kunt afdwingen is, dat is zeker, op een mislukking uitgedraaid. Erger nog – het heeft averechts gewerkt.
Het was te gezellig, te besloten, te braaf, te correct. Nu het Europese project van alle kanten betwist wordt, nu de aannames die eraan ten grondslag liggen felle discussies oproept, dwingt het de EU smoel te laten zien – als was het maar door die discussies aan te gaan. Die gaan allang niet meer over een vermeende gedeelde cultuur, een Europees gevoel dat ergens diep in je te vinden moet zijn, als je er maar goed naar zoekt.
Nee, ze gaan over brisante kwesties die de afzonderlijke lidstaten eveneens verscheuren: de spanning tussen de idealen van de Verlichting en de groeiende behoefte aan identiteit, gemeenschaps– en groepsgevoel. Tot dusver heeft Europa steeds gedaan alsof ze daar boven stond – populisme! - terwijl ze er allang middenin staat.
Een omstreden Europa is een zegen, geen vloek. Er zal altijd spanning zijn tussen het kleine en het grote, eigenheid en het andere, de natie en de rest van de wereld. De gedachte aan een federaal Europa is net zo onzinnig als de gedachte aan geen Europa. Wie betrokkenheid en gemeenschappelijkheid vraagt, zal altijd in een discussie belanden over hoe ver je daarin moet gaan. Maar voer die discussie dan ook gretig – ga het instituut uit en de straat op – en niet alleen om lege beloftes te verkopen op de Maidan in Kiev.
Het kwartje lijkt niet gevallen. De drie beoogde voorzitters van de Europese Commissie zijn hopeloos ancien regime. Het interview met een van hen in deze krant – de Luxemburger Juncker – bezat alle elan van een natte dweil.
Afgelopen week werd Marine Le Pen, leider van het Franse, anti-Europese Front National voor de tweede keer met open armen ontvangen in de Russische Doema – ze verklaarde geheel op de lijn van de huidige Russische machthebbers te zitten. De partij van Poetin onderhoudt intensief contact met de Europese anti-Europa-partijen en bewegingen.
Wat triest dat de Nederlandse politiek de Europese verkiezingen als een verplicht nummer presenteert. Er staat veel op het spel.