In zijn lezingen haalt Sjoerd Soeters vaak het beroemde citaat van de Britse prins Charles aan dat „moderne architecten na de oorlog meer schade hebben aangericht in de Britse steden dan de Duitse bommen tijdens de Blitzkrieg”. Modernistische stedenbouw werkt niet, zo legt Soeters uit: vrijstaande gebouwen omringd door overvloedige open ruimtes leiden niet tot prettige steden. Kijk toch gewoon naar de centra van oude Nederlandse steden, zo houdt hij zijn gehoor ten slotte voor, daarvan kun je leren hoe je goede steden kunt ontwerpen.
De afgelopen twintig jaar heeft Soeters op tal van plekken in Nederland laten zien hoe een stedenbouwer ook in het digitale tijdperk goede, traditionele steden kan maken. Zo veranderde Mariënburg, een desolaat deel van het oude Nijmegen dat op modernistische wijze was hersteld van een vergissingsbombardement door Amerikaanse bommenwerpers in WO II, dankzij Soeters 15 jaar geleden in een aangenaam stuk stad met een mooi, levendig plein en een goede winkelstraat. Zelfs het centrum van Zaandam, decennialang een onherbergzaam oord, werd door Soeters’ toedoen een bruisend stadsdeel vol winkels, bioscopen, een nieuw stadhuis en spectaculaire architectuur met oude Zaanse huisjes als inspiratiebron.
Een van de lessen van oude steden is dat de verschillende functies vooral niet van elkaar gescheiden moeten worden. Dit is dan ook niet gebeurd in het autovrije Oostpoort, een nieuwe wijk die naar een ontwerp van Soeters Van Eldonk architecten op het terrein van een voormalige gasfabriek in Amsterdam-Oost is gebouwd. Boven de winkels, cafés en restaurants zijn vele tientallen koop- en huurwoningen gekomen. Verder zijn er onder meer een zwembad, een sportschool, een kinderopvang, een sporthal en een stadskantoor gebouwd.
Spectaculair is de nieuwe architectuur in Oostpoort nergens: iconen zijn weldadig afwezig. De meeste nieuwe gebouwen zijn ontworpen door Nederlandse bureaus die bakstenen gevels en ornamenten niet schuwen. Het opvallendst is nog het blok van Molenaar & Co, dat met zijn donker bakstenen gevels met lange spiraalvormige pilasters doet denken een het Duitse expressionisme.
Uitgangspunt bij Soeters’ neotraditionalisme is dat straten smal en pleinen besloten en niet te groot moeten zijn. In de Oostpoort heeft Soeters deze les tot het uiterste doorgevoerd. De straten in het vernieuwde stadsdeel zijn net zo smal al de Kalverstraat in het oude centrum en de pleinen zijn niet monumentaal, maar informeel, zoals meestal in Nederlandse steden.
Maar het nieuwe Oosterpoort is niet klein en kneuterig. Verschillende van de gebouwen die al op en om het Oostpoortterrein stonden hebben een kloek formaat, zoals het Montessoricollege van Herman Hertzberger uit 1999 en het hoge flatgebouw van Mart Stam uit 1962. Bij en tegenover deze gebouwen aan een brede straat plaatste Soeters een groot, gesloten stadsblok met twee appartemententorens die even hoog zijn als Stams flatgebouw. Maar langs de smalle straten heeft het superblok het formaat gekregen van de lagere 19de-eeuwse gasfabrieksgebouwen die zijn blijven staan. Zo heeft Soeters in Oosterpark oud en nieuw op een knappe en subtiele wijze aaneengesmeed tot een harmonieus stadsdeel dat kan concurreren met het oude Amsterdam.