In mijn vakgebied, de microbiologie, sluiten toegepaste en fundamentele wetenschap elkaar niet uit. Integendeel. Je kunt onderzoek doen naar hoe bacteriën onderling DNA uitwisselen, maar dan moet je wel heel erg je best doen om de toepassing in antibioticaresistentie te ontwijken. En als je antibioticaresistentie van bacteriën onderzoekt, is het moeilijk om niet tot grotere inzichten te komen over evolutie.
De meeste wetenschappers die ik ken zijn erg geïnteresseerd in de betekenis van hun ontdekkingen voor de mensheid. In sommige gevallen nemen ze zelfs het initiatief om een onderneming te starten.
In het vakgebied van de filosofie ligt de toepassing een stuk ingewikkelder. Ik ken maar een paar voorbeelden van ‘echte’ filosofen die hun bevindingen vermarkten. Eén is Rob Wijnberg. Een ander is Alain de Botton. Die bouwde een aanzienlijk bedrijf rond zijn theorieën over religie, werk, reizen en kunst, inclusief merchandise, een online krant en een school.
Eén van de toepassingen is volgende maand te zien in het Rijksmuseum in Amsterdam. Vanuit de diepe overtuiging dat kunst dienend, therapeutisch, behulpzaam en troostend is voor de menselijke ziel, heeft hij bijschriften gemaakt voor 150 schilderijen in het Rijksmuseum, die uitleggen hoe het desbetreffende kunstwerk kan helpen met de onzekerheden, de weltschmerz of richtingloosheid van de aanschouwer. Op artastherapy.com kun je een voorproefje zien.
De toegepaste filosofie van De Botton maakt nogal wat los. Nog voordat de tentoonstelling goed en wel is geopend, verklaart columnist Arjen van Veelen in deze krant dat hij bij het kijken naar kunst geen behoefte heeft aan een ‘filosoof’ die in zijn oor tettert. Op de Spectator-site verscheen zelfs een blog met de titel: Why Alain de Botton is a moron (imbeciel). Terwijl zijn boeken en colleges onder het grote publiek gretig aftrek vinden, is het in intellectuele kring salonfähig om Alain de Botton te haten. Vooral de commerciële kant van zijn succes wordt hem niet in dank afgenomen. De schrijver van het Spectator-stuk stelt voor om hem geen filosoof meer te noemen. Hij is nu immers businessman.
En dat gaat blijkbaar niet samen.
Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik die ‘zelfhulp’-bijschriftjes hier en daar ook wat betweterig vind. Maar god, wat heb ik genoten van zijn boeken, van zijn verfrissende benadering van het onderwerp religie in het boek Religie voor atheïsten. Aan hem dank ik de pretentieloze en prettige kennismaking met het anders ontoegankelijke werk van Proust. Dankzij hem kreeg een schilderij als Het joodse bruidje een extra dimensie, één over liefde en beheersing. Een verademing, zo’n filosoof die zo servicegericht is. Hij schuwt zelfs de 140-tekens-filosofie niet. Het is een aanwinst in mijn boekenkast en in mijn Twitter-tijdlijn.
Toch begrijp ik dat dat gepopulariseer voor velen niet makkelijk is. Zeker als blijkt dat het verheven vakgebied van de filosofie heel nuttig blijkt te zijn in de kneusjeshoek van zelfhulpboeken. Dat gaat voor veel mensen te ver.
Voor mij niet. In mijn ogen blinkt Alain de Botton uit in zowel de toegepaste als de fundamentele filosofie. Dat is een verrijking voor zowel het vakgebied als voor het publiek.