Het aantal Nederlanders dat vrijwilligerswerk doet is de afgelopen decennia gelijk gebleven: twee op de vijf. Ondanks inspanningen van gemeenten om burgerparticipatie te bevorderen. Dat blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).
Gemiddeld besteden mensen die vrijwilligerswerk doen daar ongeveer een uur per week aan. Het zijn vooral mensen van middelbare leeftijd met hogere inkomens, mensen met een hogere opleiding, autochtonen en kerkgangers. In vergelijkingen met de vroegmoderne tijd in Nederland en met andere landen zoals Japan, blijkt dat Nederlanders nog weinig actief zijn in eigen buurt.
Ruim negentig procent van de vrijwilligers zegt het werk te doen om andere mensen te helpen, tegenover ruim dertig procent die zegt te handelen vanuit een politieke of geloofsovertuiging. Meer dan de helft van de ondervraagden ziet het doen van vrijwilligerswerk als hun plicht. Ongeveer 75 procent gebruikt vrijwilligerswerk ook voor het opdoen van nieuwe ervaringen en het leren kennen van nieuwe mensen.
Voor het onderzoek werden burgers geïnterviewd, vrijwilligers en niet-vrijwilligers, en ambtenaren van vijf gemeentes (Berkelland, Emmen, Peel en Maas, Schouwen Duivenland en Zeist) die naar eigen zeggen burgerparticipatie bevorderen. Het onderzoek werd in 2012 en 2013 uitgevoerd.
De bewoners merken er echter weinig van dat hun gemeenten participatie stimuleren. Zo zegt slechts vijf procent van de inwoners van de gemeente Berkelland de afgelopen twee jaar benaderd te zijn om een bijdrage te leveren aan de eigen buurt. In de vier andere onderzochte gemeenten lag dat percentage iets hoger, tot veertien procent in Peel en Maas. Meer dan de helft van de bevolking onderneemt niet of nauwelijks activiteiten.
Burgerparticipatie niet nieuw
Het begrip ‘burgerparticipatie’ kwam volgens de onderzoekers de afgelopen jaren dan wel vaak voor in de Nederlandse media, maar is desondanks niet nieuw, schrijft persdienst Novum. Koning Willem-Alexander besteedde extra aandacht aan het begrip in de troonrede van vorig jaar, maar hij was daarmee niet de eerste. Toenmalig premier Wim Kok stelde in 1991 ook al dat het enige alternatief voor de niet te handhaven verzorgingsstaat een participatiesamenleving was.
De onderzoekers keken ook naar een tweede vorm van burgerparticipatie, namelijk beleidsbeïnvloedende participatie. Daarbij werd gekeken in welke mate Nederlanders proberen invloed uit te oefenen op het beleid van de gemeente, zoals door te stemmen of lobbyen. Inspraak van burgers is bij de meeste gemeenten allang geen strijdpunt meer, zeggen der onderzoekers, maar vooral een procedure.