„Het zou te gek zijn, als echt goede acteurs van volwassenenvoorstellingen voor kinderen zouden spelen.” Die wens borrelde al een poosje bij David Geysen, acteur en regisseur bij Toneelgroep de Appel, toen zijn directie hem vroeg om een familievoorstelling te maken in het decor van de Appel-voorstelling Casanova. De gigantische waterbak met 320.000 liter water krijgt daarom een tweede leven in de eerste familievoorstelling van het Haagse gezelschap: De drijvende stad. Acteur Iwan Walhain, die ook in Casanova speelt, heeft de hoofdrol.
Samen met componist Carl Beukman maakte Geysen een sprookjesachtig verhaal over een jongen met verdrinkingsangst die samen met zijn veel dapperder vriendinnetje probeert om de drijvende stad te redden van de ondergang. Walhain speelt Casanova, de koning van de drijvende stad die geheugenverlies heeft. Dat is heel erg voor de stad: zolang hij zich geen verhalen meer herinnert, zal er geen goudstof dwarrelen. De drijvende stad zal daardoor verdwijnen.
Het lastigst vond Geysen het inschatten van hoe ‘moeilijk’ het kon worden. Hij gebruikte als referentiekader de avontuurlijke boeken van Thea Beckman en Jan Terlouw die hij in zijn eigen jeugd las. Om te begrijpen wat kinderen van nu lezen, las hij onder andere De klok tussen de werelden van Ian Johnstone. Hij werd getroffen door het ingewikkelde taalgebruik en donkere karakter. Zijn theaterstuk hoefde gelukkig dus niet ‘kinderachtig’ te zijn.
In De drijvende stad zijn de hoofdfiguren twee kinderen zonder ouders. Bij de een zijn de ouders dood, bij de ander geven ze weinig aandacht. De afwisselende liedjes van Beukman en het kleurrijke accent dat decorontwerper Guus van Geffen aan de monumentale uitstraling van het Casanova-decor toevoegde, hebben van De drijvende stad geen treurig maar vooral een spannend waterspektakel gemaakt.
Twee groepen 7/8 van een school uit de Haagse Schilderswijk zijn proefkonijn bij deze jeugdtheaterprimeur van het gezelschap dat vooral bekendstaat om zijn spektakelstukken. Opgewonden gefluister over of de acteurs ook zullen gaan zwemmen, gaat over in hoog gegil als het licht dooft en de voorstelling begint. Maar algauw zitten de kinderen muisstil te kijken. Af en toe laait het gejoel weer even op: bij een ‘kikkerzoenscène’ en bij een onverwachte donderslag, inclusief echte regenbui. Na afloop zijn de kinderen unaniem: dit was leuk, „alleen die zoenscènes... die zijn echt niet geschikt voor onze leeftijd”, grapt een bijdehand meisje.