Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Politiek

Ivo de ongrijpbare

Morgen debatteert minister Ivo Opstelten (VVD) met de Eerste Kamer over de rechtsstaat. Of het ook écht tot een debat komt, is maar de vraag. Hij verstaat de kunst van het vragen ontwijken en geeft zelden echt antwoord. Hij heeft meer met het aanpakken van criminaliteit dan met de rechtsstaat.

Foto Phil Nijhuis

„Tassen dícht, dames en heren, u hoort het.” Bám: de ferme tekst van Ivo Opstelten gaat gepaard met een vuist op tafel. De minister van Veiligheid en Justitie is in gesprek met een zakkenrollerspreventieteam, in een winkelcentrum in Zwijndrecht. Een groepje burgers spreekt winkelend publiek aan op openstaande tassen en portemonnees die voor het grijpen liggen. Veiligheid op straat in combinatie met een vleugje VVD-eigen-verantwoordelijkheid, hoe Ivo Opstelten wil je het hebben? „Heel goed en scherp dat u dit doet”, complimenteert hij het team. Duim omhoog.

De goedgeluimde Ivo Opstelten is de nestor van het tweede kabinet-Rutte. Voor zijn zeventigste verjaardag kreeg hij onlangs van premier Rutte een dvd-box van de Deense politieserie The Killing. „Die wilde ik ook hebben, het is altijd goed om je te oriënteren op de actuele punten in de bestrijding van misdaad.”

Die nadruk op veiligheid en repressie komt altijd en overal terug bij Opstelten. Als gevolg van die boeven-moet-je-aanpakkenmentaliteit achtervolgt hem ook al sinds 2010 dezelfde kritiek, toen hij aantrad als minister. Opstelten zou te weinig rechtsstatelijk besef hebben. En onvoldoende aandacht voor de rechten van verdachten of voor de inbreuk op de privacy van ‘gewone’ burgers bij de aanpak van criminelen.

Morgen krijgt de minister de gelegenheid om het tegendeel te bewijzen. Hij gaat met de Eerste Kamer in debat over het functioneren van de rechtsstaat. Over de optelsom van bezuinigingen in de rechtspraak, over strafrecht, over grondrechten en over de toegang tot het recht.

Opstelten en het debat

Tenminste, de senaat zal een poging wagen. Want één van de grootste frustraties van parlementariërs die geregeld met Ivo Opstelten spreken, is dat hij zich amper laat vastpinnen. Hoe scherp de vraag ook, het lukt Opstelten om géén inhoudelijk antwoord te geven.

Lars Duursma, debatdeskundige en directeur van trainingsbureau Debatrix, ziet hoe Opstelten zich ongrijpbaar weet te houden. „Hij herhaalt vaak de vraag en maakt daar vervolgens een nietszeggend, algemeen statement van.” Een journalist vraagt de minister in de aanloop naar een debat: is morgen een belangrijke dag voor u? „De dag van morgen is altijd belangrijk, ja.”

Ander voorbeeld: Opstelten zegt in een debat eerst dat er volgens hem géén tegenstelling is tussen veiligheid en het schenden van privacy. De SP reageert geagiteerd. Zijn al die debatten over wetgeving die een inbreuk maakt op de privacy van mensen volgens de minister dan voor niets? Opstelten: „Nee, natuurlijk voeren wij die discussie terecht. Daarom voeren wij die ook.”

Beperkende factor is dat Tweede Kamerleden een minister maar enkele keren mogen onderbreken. Na een eerste ronde antwoorden volgt een tweede kans, maar dat is bij Opstelten vaak niet genoeg. D66’er Magda Berndsen verzucht geregeld: „Ik constateer maar weer dat de minister geen antwoord geeft op mijn vraag.”

Nog een techniek die Lars Duursma Opstelten vaak ziet gebruiken is de drogreden van de stroman – die is gemakkelijker aan te pakken dan de echte tegenstander, de werkelijke vraag. „Opstelten maakt een karikatuur van de vraag die iemand hem stelt.” Onlangs vroeg een verslaggever Opstelten naar de aanpak van zorgfraude en waarom het Openbaar Ministerie daarvoor geen capaciteit vrijmaakt. „Het zou heel raar zijn als iemand aangifte komt doen en diegene zegt, oké, daar zitten een paar officieren van justitie, die hebben totaal geen ander werk, dus die doen dat meteen.”

Verder, zegt Lars Duursma, doet Opstelten „moeiteloos en met grote zelfverzekerdheid onlogische en tegenstrijdige uitspraken, zonder ook maar een spier te vertrekken”. Ter illustratie een citaat van de site www.watzegtivo.nl: „Jazeker, ik kan dat doen. Ik eh, doe het niet, omdat ik het ook niet kan.” Niet voor niets zijn de interviews die de minister afgelopen jaren aan geschreven media gaf, op de vingers van twee handen te tellen.

Opstelten en de VVD

Binnen de VVD is minister Opstelten een graag geziene gast. Hij is een pragmatische liberaal. Of zoals de minister zichzelf afgelopen zaterdag nog typeerde: „Ik ben geen ideologisch bestuurder. Ik ben een no-nonsenstype en kijk naar wat werkt.” Zijn lik-op-stukbeleid is wel authentiek. Opstelten begon in zijn tijd als burgemeester in Rotterdam als eerste in Nederland met een zerotolerancebeleid tegen overlast van junks en hangjongeren.

Opstelten is trouw aan zijn partij en dus is de partij dat aan hem. Dat geldt vooral ook voor premier Mark Rutte. In de eerste, slechte jaren van zijn leiderschap had Rutte vanaf 2008 de onvoorwaardelijke steun van Opstelten als partijvoorzitter. Opstelten hielp Rutte waar hij kon en „bracht rust in de tent”, heette het toen, mede dankzij zijn jarenlange bestuurlijke ervaring.

Hoewel Opstelten bij de totstandkoming van Ruttes tweede kabinet Henk Kamp moest laten voorgaan als informateur, een klusje dat hij in 2010 wel kreeg, zou de band tussen Rutte en Opstelten nog steeds prima zijn.

Op straat is Opstelten vooral een hartelijke Bekende Nederlander. Hij beent energiek door het Zwijndrechtse winkelcentrum, schudt handen en slaat op schouders, probeert zelfs mensen die zitten te telefoneren een flyer aan te smeren. Inhoudelijk doet hij niet zo’n moeite om mensen voor de VVD te winnen of om diepgaande vrijzinnige gesprekken te voeren. Wie zegt dat hij PvdA of D66 zal stemmen, is net zo vlug weer van hem af. „Denk er nog eens over. Nou dág!” Later licht hij toe: „Ja, daarvoor ben je nou liberaal. Iedereen mag stemmen wat hij wil!”

Opstelten en de rechtsstaat

Eén van Opsteltens voorgangers, Ernst Hirsch Ballin (CDA), sprak onlangs bij een hoorzitting over de rechtsstaat in de senaat nog vol liefde over het Nederlandse rechtsstelsel. Hij zei dat „wij dankbaar moeten zijn” voor de Nederlandse grondrechten en voor de Europese rechter, die soms oordeelt dat het nationaal beleid anders moet. „Dat hebben wij zelf gewild, dat ons rechtsstelsel gebonden zou zijn aan de Europees aanvaarde rechtsnormen op het gebied van de rechten van de mens. Daar moeten wij politiek niet op reageren in termen van: daar hebben wij last van.”

Zulke erkentelijkheid en gewogen woorden over de rechtsstaat zijn van Opstelten niet zo gauw te verwachten. De VVD-fractie in de Tweede Kamer vindt zelfs dat toetsing aan internationaal recht beter helemaal afgeschaft kan worden.

Tijdens de begrotingsbehandeling vorig jaar, toen de minister in de Tweede Kamer zijn plannen voor 2014 verdedigde, zei Opstelten dat „de rechtsstaat zich bij uitstek manifesteert in het handelen van politie en Openbaar Ministerie”. Zij moeten zich „houden aan rechtsstatelijke kernwaarden” en „weten zich door de rechtsstaat begrensd”. Wat die kernwaarden dan precies zijn, vat de minister in één zin en zonder toelichting samen: de scheiding der machten, het legaliteitsbeginsel, een onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak plus de bescherming van grond- en mensenrechten.

De senaat zal morgen méér van Opstelten vragen. Want wat zegt het als 80 procent van de strafzaken in Nederland niet meer door een rechter, maar alleen door het Openbaar Ministerie wordt afgedaan? Is het recht méér dan alleen een beleidsinstrument voor politie en OM om hen die de wet overtreden, aan te pakken? En welk effect hebben de bezuinigingen op de rechtsbijstand, Openbaar Ministerie en rechtspraak?

Geert Corstens, president van de Hoge Raad, zei bij de hoorzitting dat het „een volstrekt veilige veronderstelling is” dat de drempels om naar de rechter te stappen voor burgers eerder te hoog dan te laag zijn, vanwege bijvoorbeeld de kosten die aan een rechtszaak zijn verbonden. Opstelten zal met argumenten moeten komen om te laten zien dat de toegang tot de rechter wél voldoende is gewaarborgd. Al hebben de senatoren geen overspannen verwachtingen. Tijdens de voorbereidende hoorzitting met experts viel in de wandelgangen te horen: nu voeren we een inhoudelijk debat, maar als de minister 11 maart komt, zal dat een stuk moeilijker zijn.