Om de week stuurt Bas van Toor, beter bekend als clown Bassie van Bassie en Adriaan, een mailtje aan zijn fans. Deze keer heeft hij een afbeelding bijgevoegd van zijn rechterbeen. Zijn knie is roodpaars. Over de lengte loopt een lange naad, het vel wordt door nietjes bij elkaar gehouden. ‘Dat rode is jodium hoor’, schrijft hij. ‘Morgen ga ik weer tennissen, als het mooi weer is.’
Van Toor is ontslagen uit het ziekenhuis. Zijn kunstknie maakt het goed. Hij ligt thuis in Vlaardingen op de bank, op zijn zij. Hij draagt een violette blouse met donkerpaarse das en bretels. „Voor ik onder het mes ging, vroeg de anesthesist: wat moeten we doen als u tijdens de operatie wegzakt? Dus ik zeg: reanimeren tot in het normale, we hebben kasplantjes genoeg. Als het zo ver is, heb ik er vrede mee. Stop me dan maar in de biobak.”
Eind vorig jaar kondigde hij aan te stoppen met zijn Lachspektakelshows. Nu is Van Toor (78) begonnen aan een grote schoonmaak. Zijn lampen, decorstukken en microfoons heeft hij op Marktplaats gezet. Een bedrijfspand waar hij repeteerde en opnam, gaat in de verkoop.
Maar écht stoppen, dat nou ook weer niet. Hij is nog te boeken voor schnabbels, voor trouwerijen, voor kinderen die communie doen. Zo’n act duurt niet langer dan 25 minuten. En ook met film gaat hij door. Bassie en Adriaan worden volgend jaar herenigd in een bioscoopfilm: De neven van Bassie en Adriaan. Het wordt hun eerste speelfilm, en ook de eerste samenwerking sinds Adriaan er tien jaar geleden mee stopte. In het voorjaar van 2015 moet de film in première gaan.
De Baron en Vlugge Japie
Al de series die ze maakten produceerden ze zelf. Nu worden Bas en Aad van Toor ingehuurd als acteurs. Ja, ook de Baron en Vlugge Japie (eveneens gespeeld door Bas van Toor) zullen terugkeren, belooft hij. „De Baron wil wraak. Het zit hem nog steeds niet lekker dat wij hem altijd te slim af waren, dus smeedt hij een plan om ons te ontvoeren. Maar dan schakelen wij onze neefjes in om ons te bevrijden.”
En dan zijn er nog andere activiteiten. Hij werkt aan zijn memoires. Hij treedt op als mondharmonicasolist. Hij schrijft columns voor devlaardinger.nl, waarin hij onder meer zijn ideeën over gelovigen (‘sprookjesboekaanhangers’) uiteenzet. En hij geeft lezingen over zijn leven, en welke lessen de jeugd daar uit kan trekken. „Laatst nog, voor studenten. Dan zeg ik: alles wat je wilt bereiken, kun je bereiken, als je maar hard werkt.”
Zijn vrouw Coby schuift aan. Ze zet een tompouce voor. Van Toor: „Ik vertel ze: bier is lekker, maar als je in je studententijd nou dat bier laat staan, dan kun je als je afgestudeerd bent champagne drinken. Ja, ik druk ze graag even met de neus op de feiten. Als je het nu verkutklooit, drink je als je tachtig bent nog verschraald bier.”
Coby knikt.
„Tegen de kerels zeg ik: het meisje met wie je nu een avondje gaat stappen, hoeft niet per se de vrouw te zijn met wie je later door het leven gaat. Want een meisje dat graag stapt en hapt en feest, dat zijn meestal niet de ideale huisvrouwen. Je moet als man ook een vrouw hebben op wie je kunt bouwen. Achter iedere geslaagde man staat een sterke vrouw, en achter elke sukkel een ongeduldige vrouw. Een vrouw die zo nodig op de voorgrond moet treden, dat werkt niet voor een artiest.”
Coby mengt zich in het gesprek. „Ik heb die ambitie ook nooit gehad om op de voorgrond te treden. Twee kapiteins op een schip, dat kan gewoon niet. Ik heb altijd mijn best gedaan om Bas te helpen, ik voel me niet achtergesteld.”
Bas van Toor: „Ik heb een geweldige vrouw. Elke keer als ik thuiskom van een optreden komt er zodra ik de deur binnengooi een warm bad over me heen. Elke avond zet Coby iets op tafel wat ik nog nooit eerder gegeten heb, minimaal drie gangen. En niet de lulligste dingen hè, een oestertje, zalm, een flesje wijn erbij…”
Van Toor woont in een ruim hoekhuis aan de haven in het centrum van Vlaardingen. Zijn ramen zijn geblindeerd, en anders wordt van buitenaf het zicht wel ontnomen door vitrages en rolluiken. Bronzen beeldjes verwijzen naar de carrière die hij had voor hij clown werd: met broer Aad vormde hij het acrobatenduo The Crocksons, wereldberoemd om de act waarin ze drie stoelen op elkaar stapelden en daar allebei een handstand op maakten. In een vitrine worden kristallen figuurtjes met spotjes uitgelicht. In de hal hangen schilderijtjes van Van Toor als clown Bassie, gemaakt door Coby.
„Dit is mijn burcht”, zegt hij. „Maar het wordt wel te groot. Wat moeten wij tweeën met vijf slaapkamers en twee badkamers? Coby wordt 68, ik ben 78. Hier achter het huis heb ik nog twee pandjes, die verbouwen we tot bejaardenwoning, met een stoeltjeslift. Op de zolder zet ik dan mijn treintjes neer. Ik speel graag met treintjes.”
„Zal wel later worden, pa”, zegt Liesbeth, een van zijn drie dochters. Ze helpt haar vader met de administratie. Ze is verkiesbaar voor de gemeenteraad namens Trots op Vlaardingen. „Ze gaat die ambtenaren eens goed aanpakken”, zegt haar vader.
Hee Bassie, teringlijer!
Pal tegenover het huis staat een patatzaakje. Hier komen de Vlaardingers een broodje kroket halen als de kroegen sluiten. Iedereen in de stad weet dat ‘Bassie’ hier woont. Vaak wordt de clown ’s nachts gewekt. „Dan roepen ze ‘Hee Bassie, teringlijer! Adriaantje, boerenlul!’ Je weet hoe dat gaat: als je succes hebt, dan hebben sommige mensen wat tegen je. Een paar jaar geleden schopten ze een gat in mijn deur, kon ik er een nieuwe plaat in zetten.”
In de stad gaat het gerucht dat ‘Bassie’ in het echt eigenlijk helemaal niet aardig is. „Heb je die pot met Bassie en Adriaan-buttons bij de trap niet gezien?” vraagt Van Toor. „Als er kinderen aan de deur komen, krijgen ze altijd een button van mij.”
„Niemand kent hem écht”, zegt dochter Liesbeth.
„Eerst denken ze dat hij een knuffelbeer is”, zegt Coby. „Maar als ze er dan achter komen dat ik geen domme clown ben, raken ze in de war”, vult Van Toor aan. „Laatst nog, op de markt. Komt er een vrouw naar me toe, aait ze over mijn buik. Nou, je moet niet aan me komen, dus ik zeg dat ze ermee op moet houden. Doet ze het nog een keer. Ik ontplof. Ik zeg: wijf, sodemieter een eind op, idioot! Als ik dat bij jou doe, bel je de politie. Mensen accepteren van mij geen nee. Ze gaan toch wel door.”
Cafés bezoekt hij daarom ook nooit. Iedereen wil iets van hem, zegt hij. „Maar ik ben ook een huismus. Als ik mijn feestneus afzet, ben ik de anti-artiest. Misschien ben ik wel een saaie klootzak.” Coby: „Je bent niet saai. Je zit juist vol verrassingen.”
En als hij dan eens horeca bezoekt zijn er altijd vrouwen die zich aan hem opdringen. „Zit ik daar met m’n vrouw aan een tafeltje, komt er een wijfie naar me toe om te vragen of ze een kusje van Bassie krijgt. Dan kun je twee dingen doen: die meid een pakkerd geven, dan heb je oorlog met je vrouw, of je zegt dat ze moet opsodemieteren. Mevrouw, zeg ik, ik ben al 52 jaar gelukkig getrouwd! Sodemieter toch op zeg.”
„Als je eenmaal mijn leeftijd hebt, ga je goed in de markt liggen, hoor. Er zijn veel meisjes van rond de 70 van wie de man onder de kluiten ligt, of ze hebben hun vent in een bejaardenhuis geparkeerd. Die willen ook wel eens naar Benidorm met vakantie, die willen ook wel een keer zondagmiddag in een mooie auto rijden. Kijk, ik loop graag goed gekleed, dat maakt ook indruk. Maar tegen die types zeg ik altijd: u blijft dame, ik blijf heer, begrijpen we elkaar?”
Die is de pijp uit. Die ook. Deze ook.
Hij gaat rechtop zitten. Hij wil oude foto’s laten zien op zijn computer. Schokkerig legt hij de vier meter naar zijn bureau vol krantenknipsels af. „Kijk”, zegt hij. Op het scherm een gescande foto van begin jaren vijftig. Van Toor staat letterlijk op zijn hoofd – óp het hoofd van zijn broer, kaarsrecht.
Dan laat hij een oude groepsfoto zien, uit het internationale circuit van variétéartiesten. Hij wijst een man aan. „Die is de pijp uit.” Dan naar de man naast hem: „Ook de pijp uit.” En de volgende: „Die leg ook in een kissie.” Iedereen is de pijp uit, behalve hij en zijn zeven jaar jongere broer Aad.
Gebiologeerd staart hij naar zijn gedigitaliseerde fotoboek. De antwoorden op vragen stokken steeds na anderhalve zin, als hem weer een anekdote over vroeger te binnen schiet. „Toen ik twaalf was, ben ik gaan werken. Ik heb alles gedaan. In een touwfabriek, in de haven, alles. Bassie stopt niet met werken. Ik ken geen één clown van een beetje kwaliteit die echt gestopt is. Ik heb goede schmink, aan Bassie zie je niet dat hij ouder wordt, terwijl je Aad wel ouder zag worden.”
Dan zet hij muziek aan: een cover van Paul de Leeuws lied ‘Ik heb je lief’, door Van Toor zelf gespeeld op mondharmonica. Hij draait de knop van zijn computerluidsprekertje vol open. Heeft hij voor Coby gemaakt. „Ik ben heel tevreden met de carrière die ik heb gehad”, zegt hij. „En ik mag wel zeggen dat ik een naam heb opgebouwd. Loop naar buiten en laat een willekeurig kind van twee uit Kortrijk of Delfzijl een foto van me zien, en hij zegt Bassie. Dan heb je toch wel wat bereikt.”