Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

Milieu en natuur

De paalworm rukt weer op

Het opwarmende zeewater is gunstig voor de paalworm // Overal in Europa neemt de schade aan hout in water toe // Vuren- en eikenhout zijn snoepgoed voor het beest

foto Peter Paalvast

„De laatste tien jaar neemt de schade door paalworm toe in Europa”, zegt zeebioloog Luísa Borges. Harde cijfers heeft ze niet, maar „overal klagen mensen”. In Venetië raken historische dukdalven (paalconstructies in het water in havens) aangetast.

De vraatzucht van paalwormen is berucht. De ‘wormen’ – eigenlijk zijn het wormvormige schelpdieren – kunnen een boomdikke eiken paal in ruim een half jaar tijd tot moes eten. Paalwormen kunnen meer dan een halve meter lang worden.

Borges denkt dat de opwarming van het zeewater de problemen verergert: bij hogere temperatuur zijn de wormen actiever. „Maar we weten niet goed wáár paalwormen het grootste gevaar vormen”, zegt Borges. Met drie collega’s bracht ze daarom voor het eerst de verspreiding van de soorten in Europa in kaart. Hun artikel verscheen vorige week online in Frontiers in Zoology.

Het onderzoek van Borges, die bij het Helmholtz-Zentrum voor zeeonderzoek in het Duitse Geesthacht werkt, duurde meer dan tien jaar. Op 32 plaatsen tussen Noorwegen en Portugal – ook in de Oosterschelde en de Waddenzee – lokte ze paalwormen met grenenhouten planken die ze in het zeewater hing. Ze vond negen soorten paalwormen. Twee daarvan komen pas sinds kort in Europese wateren voor: het zijn exoten. Borges: „Van de meeste paalwormen in de wereld is vrijwel alleen hun naam bekend en waar ze gevonden zijn.”

De strijd tegen paalworm lijkt vooral een historische. In 1730 dook Teredo navalis, bekend als dé paalworm, ineens op in Nederlandse wateren. Het was een ramp. Binnen drie jaar waren de houten beschoeiingen van de Nederlandse zeedijken zo aangetast, dat ze uiteindelijk allemaal door basalt vervangen zijn. Ook in de negentiende eeuw vonden af en toe grote uitbraken plaats, waarbij kades instortten.

Inmiddels is de paalworm veel beter onder controle, omdat er nauwelijks nog houten zeeschepen zijn en minder houten constructies in zout water. Als bouwen in staal en beton onmogelijk was, werd hout sinds de negentiende eeuw geïmpregneerd met creosoot, een soort teer. Dat is nu in veel landen verboden omdat het giftig is.

In Nederland zijn palen in zeehavenkades daarom van tropisch hardhout. Historische scheepswrakken in de Noordzee en de Waddenzee worden bedekt met gaas of ander materiaal, zodat ze zand vasthouden – en dus niet door de paalworm worden opgegeten.

Toch worden paalwormen weer met argwaan bekeken.

In Venetië organiseerde de European Science Foundation vorig jaar een driedaagse workshop voor wetenschappers, vanwege de „toegenomen aanvallen”. De pier in Portsmouth raakte recent beschadigd, en er zijn meer meldingen van paalwormen in brak (minder zout) water, zoals vijftien jaar geleden in Bremerhaven.

In de Rotterdamse haven deed ecoloog Peter Paalvast daarom de afgelopen jaren onderzoek naar de paalworm, in opdracht van het havenbedrijf. Zoals verwacht leeft er paalworm in de nieuwste Rotterdamse havens, die het dichtst bij zee liggen en waar het water dus het zoutst is. Maar daar zijn de palen (zoals van dukdalven en meerpalen) van tropisch hardhout.

De kades van de oudere havens, zoals de Waalhaven, staan grotendeels op vuren- en eikenhout. Paalvast: „Dat is snoepgoed voor dit beest.” Hij vond er tussen 2004 en 2008 geen paalworm. Er zou alleen een risico zijn als, door de warmte, de afvoer van de grote rivieren wekenlang vermindert zodat het rivierwater verzilt. „Maar op korte termijn hoeven we ons in Rotterdam geen zorgen te maken.”