De ontwikkeling van drones was tot nu toe vooral een Amerikaanse bezigheid, maar de Europese Unie is aan een flinke inhaalrace bezig. Sinds 2001 stak de EU zo’n 500 miljoen euro in onbemande vliegtuigen die illegale immigranten op zee moeten opsporen en allerlei taken boven land verrichten, blijkt uit een gezamenlijk onderzoek dat de burgerrechtenorganisaties Statewatch en Transnational Institute vandaag presenteren.
Vanuit de lucht wordt straks gecontroleerd of boeren hun landbouwgrond volgens EU-regels gebruiken, de brandweer stuurt zwermen drones de heide op om naar rook te speuren en boven de Noordzee wordt gecontroleerd of vissers zich wel aan de vangstquota houden. De EU-investeringen worden de komende jaren verder opgevoerd en het zijn vooral grote defensiebedrijven als EADS (Frans/Duits/Spaans), Thales (vooral Frans) en BAE (Brits) die profiteren.
In tijden van krimpende militaire budgetten zien defensiebedrijven in drones nieuwe winstkansen met zowel militaire als civiele toepassingen. De Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de EU, mag officieel niet investeren in militaire technologie. Dat wordt gezien als een nationale taak, van de lidstaten dus.
‘Civiele’ droneprojecten
Toch gingen er via tientallen onderzoeksprojecten honderden miljoenen euro’s naar defensiebedrijven. Het geld voor de eerste ‘civiele’ droneprojecten kwam vooral uit subsidies voor ‘research and development’. De defensiebedrijven deden daarvoor onderzoek naar de ontwikkeling van drones voor transport, communicatie en toezicht op de naleving van milieuwetgeving. De defensie-industrie kreeg nog makkelijker toegang tot het geld nadat er er in 2007 een subsidiepot kwam voor ‘veiligheid’. De meeste subsidie, meer dan 100 miljoen euro, is sindsdien naar de ontwikkeling van surveillancedrones gegaan die bootjes met illegale immigranten in de Middellandse Zee moeten opsporen. De verwachting is dat het agentschap voor grensbewaking, Frontex, die ergens in de komende jaren gaat gebruiken.
Dit kan levens redden, zo stelt de Europese Commissie. Dat is nog maar de vraag, zeggen de onderzoekers in het rapport. Nergens staat dat zuidelijke lidstaten als Italië en Spanje verplicht zijn om met drones opgespoorde vluchtelingen op te pikken en ze een asielprocedure aan te bieden. Vroege ‘detectie’ kan ook worden gebruikt om Noord-Afrikaanse landen snel te informeren over vertrekkende vluchtelingen en ze er met financiële prikkels toe te bewegen de bootjes terug te halen. De Griekse kustwacht is er eerder door Amnesty International van beschuldigd vluchtelingenbootjes tijdens zogenoemde ‘push back-operaties’ hardhandig terug te sturen naar internationale wateren. Libië onder dictator Moammar Gaddafi ontving financiële steun uit Europa om het aantal vluchtelingen richting de EU in te perken.
Mochten snel opgespoorde vluchtelingen wél worden geholpen, dan kan dat juist een aanzuigende werking hebben. Het zou de overtocht naar Europa een stuk minder riskant maken.
De inzet van drones is dan ook niet onomstreden, maar wordt volgens onderzoeker Ben Hayes van Statewatch amper besproken in het Europees Parlement of de nationale parlementen. „Een gedegen debat over de vraag of de Europese burger wel zit te wachten op een luchtruim vol drones die veelal voor surveillance worden gebruikt is tot nu toe amper gevoerd. Bij de subsidiëring van de projecten bepalen ambtenaren van de Europese Commissie in samenspraak met lobbyisten van defensiebedrijven, waarin de lidstaten vaak aandelen hebben, waar het geld naartoe gaat.”
De Commissie beslist
In grote lijnen klopt dat wel, zegt Europarlementariër Marietje Schaake van D66. Bij het begin van de zevenjarige subsidieprogramma’s heeft het parlement medezeggenschap over de grove bestedingsdoelen, zoals ‘research & development’ of ‘veiligheid’. Vervolgens beslist de Commissie over de precieze verdeling van het geld. „Wij pleiten al jaren voor meer tussentijdse flexibiliteit en inspraak bij het bepalen van de bestedingsdoelen”, zegt Schaake.
Defensiedeskundige en generaal- majoor buiten dienst Kees Homan van Instituut Clingendael bevestigt dat Europese defensiebedrijven zich steeds meer op de civiele markt richten. „Door de kleinere defensiebudgetten raken ze noodlijdender. Ze stappen over naar de civiele industrie.” Dat burgers daardoor straks vaker worden geconfronteerd met semi-militaire technologie, zoals de politie die nu al met legerdrones naar inbrekers speurt, is wat Homan betreft prima, zo lang het om onbewapende toestellen gaat. „We gaan steeds meer toe naar ‘dual use’, oftewel het gebruik van technologie voor zowel civiele als militaire doeleinden.” Vragen over privacyaantasting zijn daarbij grotendeels een gepasseerd station, vindt Homan. „Als ik van de Dam naar het Muntplein loop, word ik door minstens 75 camera’s geregistreerd. Dat vinden we ook acceptabel.”