Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Schaatsen

Trainen, trainen en nooit tevreden zijn

Sjoukje, dat volstond. Dan wist iedereen om wie het ging. En als Sjoukje schaatste, verzamelde heel Nederland zich voor de televisie. Zo ging dat eind jaren vijftig, begin jaren zestig. Omdat kunstrijdster Sjoukje Dijkstra vrijwel alles won. Niemand wilde haar küren missen. Het fenomeen Sjoukje was in de Hollandse harten gekropen. Een wonder op kunstschaatsen

Sjoukje Dijkstra probeert het ijs in het Olympisch Stadion in Innsbrück
Sjoukje Dijkstra probeert het ijs in het Olympisch Stadion in Innsbrück ANP

Sjoukje, dat volstond. Dan wist iedereen om wie het ging. En als Sjoukje schaatste, verzamelde heel Nederland zich voor de televisie. Zo ging dat eind jaren vijftig, begin jaren zestig. Omdat kunstrijdster Sjoukje Dijkstra vrijwel alles won. Niemand wilde haar küren missen. Het fenomeen Sjoukje was in de Hollandse harten gekropen.

Een wonder op kunstschaatsen

Eigenlijk was Sjoukje een wonder op kunstschaatsen. De dochter van een huisarts uit Amstelveen was minder iel dan haar concurrenten – eigenlijk een beetje stevig – en ze miste de elegantie en stijl van haar, iets minder succesvolle, generatiegenoot Joan Haanappel. Sjoukje had andere vaardigheden, waaronder één heel grote: haar sprongkracht; ze kon springen als de beste.

Haar naar Engeland uitgeweken Zwitserse trainer Arnold Gerschwiler heeft nog wel gepoogd Sjoukje’s élégance op te krikken, maar dat was onbegonnen werk. In feite ook overbodig, want Sjoukje overtuigde juryleden ook zonder vrouwelijk raffinement. Op de Winterspelen in Innsbruck won ze goud met een zes, de hoogst mogelijke waardering in het oude beoordelingssysteem. Het zou elf jaar duren voordat die prestatie werd herhaald.

Sjoukje won alles

Sjoukje behoorde tot de buitencategorie, met een erelijst die heden ten dage onovertrefbaar lijkt. Ze won alles wat er te winnen was: zes Nederlandse, vijf Europese en vier wereldtitels, met in 1964 als hoogtepunt olympisch goud op de Spelen, waar ze vier jaar daarvoor in Squaw Valley al zilver had gewonnen achter de Amerikaanse Carol Heiss. Op haar hoogtepunt zat Sjoukje eenzaam op de troon, net als twee decennia later de toenmalige Oost- Duitse Katarina Witt, die in de jaren tachtig het internationale kunstrijden dicteerde.

Opmerkelijk was het wel, die dominantie van een Nederlandse kunstrijdster. Héél opmerkelijk, omdat Nederland voor de periode Sjoukje op het gebied van kunstrijden niks voorstelde en erna in die marginale rol terugviel. Ja, in de jaren zeventig manifesteerde Dianne de Leeuw zich. Maar zij was een Amerikaanse met een Nederlandse moeder. Met één Europese en één wereldtitel en olympisch zilver was De Leeuw namens Nederland zeer succesvol, dat wel. Maar ze was niet van het niveau Sjoukje.

Kunstrijden heeft Nederlandse meisjes altijd aangetrokken, dat is het probleem niet. Maar wel de opofferingen die getroost moeten worden om top te bereiken. Wie een goede kunstrijdster wil worden, moet trainen, trainen en nog eens trainen. Kom daar tegenwoordig maar eens om.

Sjoukje kon dat. Die gaf niet om uiterlijk vertoon en was in het geheel niet geïnteresseerd in de geneugten van het uitgaansleven. Sporten, en niets anders, daar ging het haar om. Sjoukje heeft ook geen seconde trainingsarbeid verspild. “Een dag niet trainen, was een verloren dag; die kon ik nooit meer inhalen. Trainen, trainen en nooit tevreden zijn, zo dacht ik”, zei ze twee jaar terug in een interview met NRC Handelsblad.

Sjoukje accepteerde de consequenties van haar ambitie de beste kunstrijdster te worden. Ze woonde jaren in Engeland om te kunnen trainen bij Gerschwiler. Dat viel haar vaak zwaar. Maar Sjoukje zette door, ook al barstte ze soms van de heimwee. Sjoukje was bikkelhard voor haarzelf.

Om nu te zeggen dat ze van huis uit veel steun kreeg, niet bepaald. Vader Lou zag dat gesport van zijn dochter, vooral om financiële redenen, niet zo zitten. In 1962 vond de brave man het welletjes. Na drie Europese titels op rij was Sjoukje in Praag voor het eerst wereldkampioen geworden. Een mooi moment om te stoppen met die geld- en tijdverslindende bezigheid, vond pa Dijkstra.

Daar had dochterlief andere ideeën over. Zij smeekte haar vader te mogen doorgaan tot en met de Winterspelen van 1964 in Innsbruck. Want Sjoukje wilde hoe dan ook olympisch kampioen worden. Mokkend ging pa overstag.

Holiday on Ice

Ruim twee maanden na haar olympisch succes en een maand na haar derde wereldtitel op rij, overlijdt Lou Dijkstra aan de gevolgen van een auto-ongeluk. Sjoukje stopt met de wedstrijdsport en tekent een contract bij de ijsdansshow Holiday on Ice. Een lucratieve overeenkomst, geregeld door trainer Gerschwiler.

Zo maakte Lou Dijkstra niet meer mee dat zijn dochter haar sport te gelde kon maken. Maar erger, vindt Sjoukje, dat haar vader er geen weet van heeft, dat zij in dat jaar werd onderscheiden tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Dat zou hem van trots hebben vervuld. Pijnlijke bijkomstigheid: op de dag van de begrafenis kreeg Sjoukje de versierselen thuisgestuurd.

Holiday on Ice bracht Sjoukje een nieuwe omgeving, nieuwe levensvreugde én haar grote liefde. Ze trouwde met Karel Kosmayer, telg uit een oud circusgeslacht, die met een ezelsact voor de komische noot in het programma zorgde en verder in circussen afwisselend zijn brood verdiende met een olifanten- en paardennummer of als clown. Ze kregen twee dochters: Rosalie en Katja, van wie de laatste in de voetsporen van haar moeder leek te treden, maar wegens een rugblessure voortijdig met kunstrijden moest stoppen.

Dat Sjoukje en haar man 25 jaar in leeftijd verschilden ervoer ze nooit als bezwaarlijk. In NRC Handelsblad zei ze daarover: “Man, hij was zo vief als een jonge kerel. Tot zijn dood in 2000 was hij zo actief dat ik er wel eens doodmoe van werd.”

Nieuw talent is er genoeg

Haar schat aan ervaring zou voor de Nederlandse schaatsbond een dankbare bron van kennis moeten zijn. Mis, Sjoukje en de KNSB, dat klikt niet. Tegenwoordig wil ze niets meer met de bond te maken hebben. Ze was ooit adviseur voor kunstrijden, maar is daar vroegtijdig mee gestopt – „omdat er niet naar me werd geluisterd.” Samen met haar vriendin Joan Haanappel spant Sjoukje zich tegenwoordig in voor de Stichting Kunstrijden Nederland (SKN), die fondsen werft om talentvolle kunstrijdsters te ondersteunen.

Van de KNSB verwacht Sjoukje niets meer. Die heeft in 50 jaar geen nieuwe kampioene kunnen voortbrengen. Dat zegt in haar ogen genoeg. Om haar erfenis niet volledig te laten verkwanselen heeft Sjoukje, samen met Joan, besloten haar bejaarde schouders nog één keer onder het Nederlandse kunstrijden te zetten. Zo lang ze het kan opbrengen, zal Sjoukje zich inzetten voor jonge kunstrijdsters. Talent is er in haar ogen genoeg. En die verdienen steun. Op de valreep hoopt ze toch nog te kunnen genieten van een tweede Sjoukje.