verslaggever
Zwangere vrouwen die vrezen voor het syndroom van Down bij de foetus hoeven niet meer naar België voor de Nipt-test. Gisteren heeft de Gezondheidsraad het kabinet geadviseerd deze bloedtest, die in het buitenland al een paar jaar is toegestaan, toe te laten op de Nederlandse markt. Vanaf 1 april 2014 worden de eerste vergunningen verleend aan de acht academische ziekenhuizen in Nederland, met een proeftijd van twee jaar. En alleen bij vrouwen met een positieve combinatietest.
De bloedtest is zonder risico’s voor de foetus, anders dan de punctie die vrouwen hier nu nog ondergaan om zeker te weten of de foetus de genetische afwijking heeft. In jargon: foetaal trisomie 21, 13, of 18 (syndroom van Down, Patau of Edwards).
Het afgelopen jaar lieten tachtig Nederlandse zwangere vrouwen per week hun bloed via België testen. Veel gynaecologen adviseerden dat omdat de Nipt-test heel betrouwbaar lijkt en geen schade aanricht.
Bij de ‘punctie’ die in Nederland wordt gebruikt, gaat er een naald door de buikwand van de moeder naar de foetus. Daarbij overlijdt naar schatting 1 op de 100 foetussen.
Het gaat om vrouwen die na de eerste ‘combinatietest’ (nekplooimeting, leeftijd van moeder en een andere bloedtest) hoorden dat ze een verhoogd risico hadden op een kind met Down. Die combinatietest blijft bestaan, maar vrouwen die dat willen kunnen voortaan daarna in Nederland de Nipt-test (niet-invasieve prenatale test) doen.
In Nederland worden relatief veel kinderen geboren met het syndroom van Down, zo’n 240 per jaar, ofwel 14 op 10.000 baby’s. In Denemarken zijn dat er 6 op 10.000 baby’s, in Spanje en Frankrijk ook.
Nederlandse vrouwen laten kind toch niet weghalen
Dat hoge aantal heeft drie oorzaken. Ten eerste worden Nederlandse moeders gemiddeld op hogere leeftijd zwanger. Hoogopgeleide vrouwen krijgen hier gemiddeld op hun 34ste het eerste kind, terwijl het risico op afwijkingen bij de foetus fors groeit vanaf 35.
Spaanse en Deense moeders zijn gemiddeld ook zo oud, maar het verschil is dat slechts een kwart van alle Nederlandse zwangeren überhaupt de eerste combinatietest doet.
Volgens de Stichting Downsyndroom, die ouders interviewde met kinderen met het syndroom van Down, zien veel Nederlandse ouders van die combinatietest af omdat ze het kind op principiële gronden ‘toch niet zullen weghalen’. In Spanje en Denemarken zou die keuze volgens de stichting minder worden gemaakt.
Daarnaast zijn de risico’s van de punctie, die volgt op de combinatie, ook oorzaak van het relatief hoge aantal Nederlandse baby’s met Down. Vrouwen met een verhoogd risico op een kind met Down zouden de punctie niet willen doen omdat de kans op een miskraam daarbij groter is dan de kans op Down.
Dat verandert nu compleet: met de Nipt-test zijn alle risico’s voor de foetus verdwenen.
De Gezondheidsraad wijst er in haar advies op dat „een eenvoudige en veilige test ook nadelen kan hebben”. „Doel van de screening is om vrouwen en hun partner keuzemogelijkheden te bieden: willen zij de zwangerschap uitdragen of niet? Doel is níét om de geboorte van kinderen met een handicap zoveel mogelijk te voorkomen.”
De raad schrijft ook dat de Nipt-test niet per definitie aan alle zwangere vrouwen moet worden aangeboden. Eerst zou men alsnog de combinatietest moeten doen. Toepassing van de Nipt-test als ‘routine’ heeft als risico dat ouders misschien onverwacht voor zeer ingrijpende beslissingen kunnen komen te staan, stelt de raad. „De informatievoorziening en de counseling moeten daarop zijn afgestemd.”
Een andere test, de 20-wekenecho, die sinds 2007 wordt aangeboden aan alle zwangere vrouwen, heeft ertoe geleid dat meer zwangerschappen worden afgebroken na 20 weken dan voorheen.