Het is nu ook een officieel kabinetsstandpunt: „dit is de eeuw van Big Data”. Het staat in de notitie Vrijheid en Veiligheid in de Digitale Samenleving, die net door het duo Rechten en Plichten, de ministers Plasterk (Binnenlandse Zaken, PvdA) en Opstelten (Veiligheid en Justitie, VVD) naar de Tweede en Eerste Kamer is gestuurd.
De overheid denkt over privacy, maar wil ook ‘een betere informatiepositie’
Nee, nu niet meteen cynisch doen. Spuit elf klinkt leuk, maar nog geen maand geleden bleek dat de overheid de nieuwe e-werkelijkheid juist voortvarend omarmt. Rond het Binnenhof zweeft de vraag of de inlichtingen- en veiligheidsdiensten buiten de wet zijn getreden door zonder aanzien des persoons data te verzamelen op internetfora, waarover deze krant op grond van de Snowden-documenten berichtte. De Tweede Kamer wacht nog op antwoorden van de minister en heeft het debat voorlopig in januari gepland. Alles op zijn tijd.
Maar tijd is een bedrieglijke factor in de politiek. In deze decembermaand lijkt alles weer vluchtigheid, dankzij de eindejaarslijstjes, de verkiezing-zus en het dieptepunt-zo : terugkijkend zie je een aaneenschakeling van spicy momenten en losse flarden. Politiek als verbrokkelde tijd. In de herfst hoorde je juist het omgekeerde: wat een janboel, die stroperige wekenlange onderhandelingen over de begroting, eerst met 7, toen met 5, met 4 en uiteindelijk 3 partijen. Zo traag en onzeker, het land werd onregeerbaar.
Wat moeten we dan met de Eeuw van Big Data? Een ééuw. En zo’n fundamentele ontwikkeling. De internetrevolutie dwingt tot nadenken over een nieuwe verhouding tussen de persoonlijke sfeer en de publieke – waar overheid en bedrijven domineren. Hoe doet Den Haag dat?
Antwoord nummer 1: per gimmick. In augustus gaf internetrechtenorganisatie Bits of Freedom de Big Brother Award aan minister Opstelten. Die zou „geen kans onbenut laten” om een „surveillancestaat” tot stand te brengen en uitblinken door „desinteresse in privacy”. De minister sloeg terug met een YouTube-filmpje waarin hij zichzelf filmde met een speelgoeddrone. Opstelten als de Piet Hein Donner van de jaren ’10: een heer die olijk meegaat met de tijd. „Het steekt”, meldde hij. Er was „absoluut geen sprake van desinteresse”. Slaapt u rustig.
Antwoord 2: de papierberg (elektronisch beschikbaar via tweedekamer.nl). Over het nieuwe tijdperk van de ‘sociotechniek’ zijn sinds 2010 een tiental visies, notities en strategieën uitgebracht. E-privacy, I-overheid zijn moeiteloos opgenomen in het Haagse bestuurslingo en het kabinet is al toe aan Nationale Cybersecurity Strategie 2. En nu dus een notitie over vrijheid en veiligheid in de digitale samenleving – overigens op verzoek van de Eerste en Tweede Kamer.
Wat staat daarin? Lang niet alleen de belofte van „verdergaand maatschappelijk debat” (antwoord 3 – wordt wakker!) Het is een lofzang en waarschuwing tegelijk voor al die eindeloze gegevens die nu van seconde tot seconde bewaard worden, van twitterberichten tot mobiel dataverkeer, van verkeersbewegingen tot cloud computing.
En dan komt antwoord nummer 4, het belangrijkste: nu al zien de ministers uit naar de beschikbaarheid van quantumcomputers, over een jaar of vijftien. „Dat is het moment waarop de dataverzameling die nu in volle gang is, zich echt zal uitbetalen”. Je hoort het likkebaarden erbij.
De overheid denkt over bescherming van privacy, maar ook over kansen „om haar informatiepositie te optimaliseren.” Straks, met de Big Data, is het „haast niet te doen om de toegang tot gegevens” te beschermen. Het gaat om „het reguleren van het gebruik van gegevens”. Wen maar. De grenzen van het persoonlijke vervagen. In dit socio-technische tijdperk herken je mensen door profiling, sensing (waarneming op afstand), hersengolven die apparaten aansturen, apparaten die werken op gezichtsherkenning etc. Vergeet privacy. Het gaat om ‘digitale weerbaarheid’.