Schorseneren. Ik eet ze te weinig. Terwijl ze zo lekker zijn. En zulke prachtige bijnamen hebben. Armeluis- of winterasperge. Huisvrouwenleed of keukenmeidenverdriet. Die laatste twee dankt de winterstaaf aan het feit dat er bij het schillen een plakkerig spulletje vrijkomt, dat je moeilijk van je handen krijgt. Eenvoudige oplossing: schil de schorseneren onder water. Borstel eerst de aarde eraf. Vul de gootsteen, steek hand, dunschiller en schorseneer onder water en schillen maar. Zet een bak met water en citroensap klaar om de stengels direct in te doen, dan verkleuren ze niet. Je kunt de schorseneren ook te lijf gaan met een paar keukenhandschoenen aan. Ben je ook van het gedonder af.
Winterasperges laten zich prima in van alles en nog wat verwerken. Bijvoorbeeld in dit fijne bijgerecht. Iets tussen een risotto en een pilav in.
Schil de schorseneren, snij ze in stukjes van een paar centimeter en kook ze in tien minuten beetgaar. Giet af en zet weg.
Fruit in een ovenbestendige pan met dikke bodem, in flink wat olijfolie, de fijngesneden ui. Neem daar ruim de tijd voor. Voeg op het laatst een fijngehakte knoflookteen toe. Roer de risottorijst erdoor en bak deze een paar minuten mee. Doe dan de wijn erbij (ik gebruikte rood, maar wit kan ook prima) en roer weer een paar minuten goed door. Doe dan de schorseneren en de kaas erbij. (Zelf raspen! Niet dat vieze nepspul uit een zakje gebruiken!) Roer tenslotte de hete bouillon erdoor. Breng alles aan de kook, leg de deksel op de pan en schuif ’m in de oven. Controleer na een krap half uur of alles gaar is. Roer er dan wat citroensap, flink wat nootmuskaat, zwarte peper, zout naar smaak en een handje fijngehakte peterselie door.
Mocht u volgende week een of ander groot gebraad op het menu hebben staan, dan is dit een ideaal bijgerecht. Terwijl het vlees staat te rusten – en dat duurt met zo’n groot geval zeker een half uur – kan deze schotel de nog hete oven in. Wat nou huisvrouwenleed? Keukenmeidenefficiëntie!